… want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn.

Hooglied 1 : 2b


Zo’n belangeloze liefde. De Zoon van God, in Zichzelf zo volstrekt gelukzalig, had u voor Zichzelf niet nodig. U kon niet het minste aan Zijn gelukzaligheid bijdragen, daar Hij van Zichzelf alle denkbare heerlijkheid bij de Vader had, eer de wereld was.

Zo’n Zijn eigen belang verloochende liefde. Hij verliet een gelukzalige heerlijkheid voor een tijd en in plaats daarvan gaf Hij Zich om uwentwil aan smaad, smart, vloek en dood over: ‘Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht’.

Zo’n vrije liefde. Hij werd niet bewogen door iets in u, maar zag daarentegen in u niets anders dan hatelijke in plaats van beminnelijke hoedanigheden. Bijgevolg was u meer Zijn afkeer dan Zijn liefde waardig. Hij zei onder ‘de walgelijkheid van uw ziel … tot u in uw bloed: Leef’.


Zo’n tederste, oprechtste en volmaaktste liefde. Want overeenkomstig de Goddelijke volmaaktheid van het Onderwerp (Christus) moet u zich ook Zijn liefde voorstellen als van een alles te boven gaande, meer dan menselijke en oneindige volmaaktheid.

Zo’n onveranderlijke liefde. Zij is zo bestendig als Hijzelf is, Wiens Naam is ‘Getrouw en Waarachtig. Al worden wij ontrouw, Hij blijft getrouw.

Zo’n voordeligste liefde. Want door deze liefde wordt Jezus Zelf met al Zijn volheid , God drie-enig met al Zijn algenoegzaamheid, alles wat in de genade en in de heerlijkheid u gelukkig kan maken, uw bestendig en onveranderlijk Deel. En zij is voor de ziel vanbinnen, onder het gevoelen ervan, van een weergaloze zoetheid en hemelse verkwikking. O wonderlijke liefde! O waarlijk uitnemende liefde! O liefde beter dan wijn!

Blinde wereld, die deze uitnemende liefde niet kent! Dwaze wereld, die ze niet waardeert en die ze ook niet naar zoekt! Straks op uw sterfbed; was er dan maar een teugje om de holle keel te verkwikken! Maar het zal u geweigerd worden. Och, dat het dan uw dorst naar die uitnemende liefde eens vurig maakte!

Komaan, kinderen van God, zoek dan ook altijd in de verwerkelijking van die uitnemende liefde tot u te leven en u op een gepast wijze ten opzichte ervan te gedragen.


Ds. A. Hellenbroek (1658-1731), 

Het Hooglied van Salomo, deel 1.