Afbeelding
Foto:

Van Zand en Rots


Gisteren leek het zo vertrouwd. Een waterig zonnetje prikte door het glas in lood van de Bethelkerk. De dominee friemelde wat aan de franjes van de preekstoel, terwijl het binnenvallende licht hem de glanzende contouren van een engel meegaf. Maar het was allemaal bedrog geweest. Jannie zette me met de voeten weer op aarde. ‘Jammer, hè’, fluisterde ze terwijl ze zachtjes in mijn hand kneep. En ineens besefte ik het weer. De pastor gaat ons verlaten. Hij verhuist binnenkort naar het land van Dirruk Hoek en Arie Plas. Kattekers! Alsof ze daar geen zand genoeg hebben. Ik viste mijn grote rode zakdoek tevoorschijn en trompetterde onbevangen. De rest van de dag domineerden donkere wolken en natte sneeuw.
Vier jaar geleden kwam hij de gemeente binnen. Ineens stond het bordje vol met psalmen en klonken er bevindelijke termen van de kansel. De tale Kanaäns kreeg een humoristische bijklank, dartel onderbroken door de wekelijkse worsteling met de techniek: ‘Koster, wat doe ik fout? Ja, nee, dat microfoontje doet het weer niet’. Ik heb genoten van bijna iedere preek en alle preken waar ik dat vergat zou ik dolgraag over willen doen. Vandaag ging het over Habakuk in het kraaiennest. Maar kotters hebben helemaal geen kraaiennest! O! Een driemaster! Een logger! Het is al zover. Het zijn zelfs al Katwijker voorbeelden nu. Er volgt een bevindelijke preek over verwachten, het aanstaande oordeel en de lauwheid van de kerk. ‘Als de Heere overkomt, dan voedt Hij met honger en drenkt Hij met dorst’. Je moet het maar vatten allemaal.
Terug in de auto vraagt de Vrouwe: ‘Ad je ’t muulijk?’ Ik schud stoer van nee. ‘Vanzelluf niet’. Jannie is er niet zo zeker van en vraagt sentimenteel naar mijn hoogtepunt van de afgelopen vier jaar. Ik haal wat onwillig de schouders op. Jannie weet het wel. De doopdienst van Will’m. Het was veertig graden buiten en de dominee stond met opgestroopte mouwen bij het doopvont. Kleinzoon Knielus mit z’n neuze er bovenop. ‘Wil bessien ook kijken? Kom maar..’. Ik moet erom gniffelen. ‘Ik von de vuurbielden eut z’n gezin mooi’, zeg ik, ‘In tot ie toe mit pak in al in de singel was ewupt om tot ie et warrem ad’. ‘Dat et ie nooit ezegd’, denkt Jannie. ‘O ja zieker wel!’
Dominee Gerard van Zanden hoopte op een opwekking. Hij wees altijd van het Zand naar de Rots. Wanneer opwekken, wakker schudden betekent, dan heeft hij zeker een begin gemaakt. Voor het verdere mag hij naar Boven kijken. En wat Kattuk betreft? Veel blijft van hetzelfde. Vis, voetbal en zingen. De ‘karruk' heet daar ook gewoon ‘karruk'. Maar anwinnig dat wordt kneizerij. Knaiterse kneizerij!
‘De zeegen, domenai!’

watwietwillem@outlook.com