Zegenende handen

Er is dopen. Dat wordt hier in Duitsland niet van tevoren afgekondigd; soms dopen ze door de week, en het gaat er wat zakelijker aan toe dan in Nederland. Geen toeters en bellen, geen toespraken, geen heisa, geen speciale dienst met aparte liedjes. Waar ik in Nederland doopdiensten meestal vermijd vanwege al die poppenkast, trekt dit summier-zakelijke mij erg aan. Wat ertoe doet, dáár gaat het om. Men doopt hier trouwens hoofden, geen voorhoofden.

Niet alleen de ouders, maar ook de peetouders moeten de doopvragen met ‘ja’ beantwoorden.

De eerste dopeling is de zwartharige Simon van bijna een jaar. Op de arm van zijn moeder laat hij zich rustig dopen. Maar als de dominee daarna twee grote handen op zijn hoofdje legt, draait de kleine zich schielijk om en duikt weg. Het geeft niet. God breidt zijn handen uit naar een tegenstrevend volk.

Wat me raakt, daarvan maak ik tijdens de livestream een screenshot. Klik.

De tweede dopeling is Golshan, een jongedame van een jaar of twintig, die letterlijk en figuurlijk van verre staat. Ze is van niet-westerse afkomst, en woont op een afstand van maar liefst 315 km van de kerk waar zij nu wordt gedoopt. Ze komt dus – net als ik – uit wat men hier noemt ‘de internetgemeente’. Want livestreams zijn niet alleen een beperking, maar ook een kans voor evangelieverbreiding.

Het meisje, ongetwijfeld zeer gespannen, staat te ver van het doopvont en wordt dichterbij getrokken, haar hoofd wordt omlaag geduwd richting het doopvont. Klik. Weer een screenshot. Ik kijk mee, eveneens zeer gespannen. Zó dichtbij heb ik dopen eigenlijk nog nooit meegemaakt, je zit echt op de eerste rang, thuis achter je computer. Samen met haar voel ik mij door de Rode Zee gaan. Jezus Christus, die onze Rode Zee is…

En dan weer die handen, om haar hoofd gevouwen. Klik. De zegen. De tekst. Klik. Klik. Ik maak screenshot na screenshot.

Een aantal maanden later is het opnieuw raak. Plotseling blijkt er dopen te zijn. Ditmaal wordt een kleintje van elf maanden gedoopt. In een smetteloos wit jurkje zit Veranika kaarsrecht op de arm van haar moeder en kijkt frank en vrij, nieuwsgierig naar de gemaskerde man die haar doopt – klik – en die daarna haar hoofdje afdroogt. Klik. Wat zou zij nu denken?

Twee grote handen omklemmen vervolgens haar hoofdje. Klik. De zegen wordt uitgesproken. Die handen… ze roepen zoveel in me wakker. Beschermend gevouwen om dat kleine blonde vlaskopje.

De hele Bijbel door merk je de fysieke symboliek. Opgeheven handen. Opgelegde handen – zelfs op melaatsen! Zegenende handen. U legt uw hand op mij, schiet er door me heen. Dat staat in Psalm 139. Ik zie het hier voor mijn ogen gebeuren, als een afbeelding van wat toen plaatsvond. Ik maak het zoveelste screenshot.

De ouders en de peetouders gaan weer zitten, zwijgende baby op schoot, en de predikant gaat de kansel op voor de preek.

Na de dienst krijgen we de zegen opgelegd. De dominee heft zijn armen, zijn handen omhoog, en ik maak nog snel een screenshot. Klik. ‘Der Herr segne dich und behüte dich…’ – ik zie het gebeuren!
Waarom raakt dit mij zo?, peins ik. Wat is het toch, dat dit beeld van die handen, met die wondervolle woorden, mij zo emotioneel maakt?


Ik wil het ook. Zou dat het zijn? Is het huidhonger?

Nee, begrijp me goed, ik wil het helemaal niet! Niemand moet me aanraken! Beslist niet!

Natuurlijk raakten mijn ouders en ik elkaar aan. Knuffelen, aai over de bol. Lieve woordjes. Ook met zussen en neefjes en nichtjes knuffel ik. Is dat ook iets van zegenen?

De laatste keer dat iemand anders heel bewust een hand op mijn hoofd legde, was in 2015. Het was in een pastorale situatie. Ik was er ellendig aan toe. Heel plotseling legde de pastor haar hand op mijn hoofd, woelde door mijn haardos en zei: ‘Krullebol!’ Meer zei ze niet, en toch voelde dat – gezien de context – voor mij alsof zij een troostende zegen uitsprak.

Maar dit is anders. Dit gaat over God. Ik wil dat beeld vasthouden. Dat Iemand mijn hoofd stevig vasthoudt, mij beschermend omgeeft. Zegen ook mij, mijn Vader! Ik wil ook zegenende handen op mijn hoofd. Mag je het geloof ook willen voelen, of is dat ongeloof? U legt uw hand op mij.