Als de kat van huis is
Ongepland kom ik die middag na het werk bij Zusje binnenvallen, waar de kinderen twee dagen zichzelf beredderen. Ik fungeer vandaag niet als gezagspersoon, maar gun Kwik haar rol als vervangende moeder. In de keuken klinkt muziek. Kwik (19) en Floddertje (8) laten hun bakpannen in de steek voor een uitgebreide knuffel. ‘Tante! We eten American pancakes!’, fluistert Floddertje in mijn oor. Mjam! Wiske en Babbel schaven chocoladerepen als beleg voor de pannenkoekjes, terwijl ik mij alvast zorgen maak over mijn omvang.
In de woonkamer doet Kuifje spelletjes op de laptop. ‘Ik heb toestemming gevraagd en het mocht van Kwik’, verweert hij zich. Wat niet blijkt te kloppen. Misverstand. Boos dekt hij de tafel en deelt zijn frustraties met Gerrit, die altijd een luisterend oor biedt. Gerrit en Fien, levensechte handpoppen, maken sinds een jaar deel uit van het gezin. Met hun verrukkelijke snuitjes betoveren ze jong en oud.
Aan tafel wacht ik af of er iets van mij verwacht wordt, maar Kwik begint met gebed en ik vergelijk haar in stilte met mijzelf toen ik negentien was. Groter verschil is niet denkbaar.
Ik stuur handpop Gerrit weg van tafel, omdat hij zichzelf vies maakt. Snikkend valt hij in de bank: ‘Ik krijg nooit eten!’
‘Kuifje vereenzelvigt zich helemaal met dat beest’, merkt Wiske op. Leuk dat juist zij dat opmerkt, want zij heeft diezelfde neigingen: als iemand Gerrit ‘mishandelt’, raakt Wiske in paniek, want ‘Gerrit heeft heus wel gevoel, hoor!’
De poedersuiker stuift in het rond, kleverige flesjes chocoladesaus en aardbeiensaus gaan over de tafel. Kuifje verslikt zich en lijkt te stikken. Kwik bommert op zijn rug tot hij herademt.
‘Ik moet over vijf minuten op catechisatie zijn’, ontdekt Suske.
‘Niemand gaat naar catechisatie, want jullie zijn allemaal hartstikke verkouden’, verordent Kwik. ‘Ben je niet bang dat je ziek wordt, tante? Iedereen zit hier te snotteren en te blaffen!’
‘Is er wel catechisatie?’, informeert Kwak, ‘want de dominee heeft corona, en die is echt obees!’ – met haar armen beschrijft ze de vorm van een luchtballon – ‘Dus misschien wordt hij er wel ziek van.’
Plotseling zitten we elkaar herinneringen, rampen en blunders uit onze eerste schooljaren te vertellen. Hoe de juf van groep 2 in Babbels rapport schreef dat ze nog niet praten kon. Babbel sprak thuis als een volleerd redenaar, maar was op school uiterst verlegen. Kuifje vertelt blozend hoe ‘een wildvreemd mins’ hem tijdens een schoolreisje uitkleedde, terwijl de hele klas toekeek, omdat hij het in zijn broek gedaan had, ‘en ik scháámde me zo!’ En ik vertel hoe ik tegen de vrouw van meester Willemsen zei, dat ‘de meester een knap vrouwtje uitgezocht had’, en dat ik mij daar nog steeds vreselijk voor schaam. We gíllen het uit, slaan ons op de knieën van het lachen, en Wiske rolt zelfs van haar stoel. Kwik bekent gierend hoe ze juf Martine aanbad, omdat die ‘met haar ballerina’s wipte, zó’, doet ze voor, ‘en dan zag je zo een paar tenen’.
Een gehoorbeschadiging is onvermijdelijk bij dit tumult.
Na het Bijbellezen en danken belanden we spontaan in een heel ander gesprek, doordat Kuifje opmerkt dat wij dus die mensen zijn die ‘niet gezien en toch geloofd hebben’. Waarop Babbel aanvult dat ze soms ‘stikjaloers’ is op ‘die mensen van toen, whatever, bofkonten, die al die dingen meegemaakt hebben’, maar dat die het dus niet geloofden, en hoe dat nou kan. Kwak denkt dat dat komt doordat zij niet het chronologische totaalplaatje zagen dat wij wél hebben doordat het opgeschreven is. Het gaat zo ongedwongen, relaxt en eigentijds, terwijl we toch een wezenlijk gesprek voeren over wat geloven is, hoe het komt dat geloven zo lastig is, en waarom Jezus soms antwoorden geeft die geen antwoord op de vraag lijken te zijn. Kwik pakt de gitaar en we zingen onze vragen weg. Gerrit zingt mee en slaat met zijn handjes de maat, en Kwak trommelt op haar bongo.
Tijdens de afwas vertrouwt Babbel me trots toe hoe goed Kwik haar best doet, en hoe druk ze het heeft.
Om kwart voor negen storm ik overhaast de deur uit vanwege de spertijd. Een complete uitzwaaibrigade staat op de stoep en mijn arm zwaait uit het autoraampje totdat struikgewas dit heerlijke stel aan mijn zicht onttrekt.