Afbeelding
Foto:

Gasperikelen (2)


‘Wat las ik, buur? Kuu-je de gasrekening niet maar betoalen?’ 

‘Nou ja, niet betoalen is een groot woord’, antwoord ik de buurman, ‘Maar et is wel duur eworren’. 

‘We zullen máár moeten stoken’, meent de buurman. 

‘Da’s angers ok niet gratis’, zeg ik en ik wijs op de keurig verpakte kuubskratten op de oprit. Buur schudt het wijze hoofd. 

‘Je moeten et ok niet bestellen’, weet hij, ‘Out moet je zelf kappen’. Vijf minuten verder wrijf ik met de punt van mijn klomp de resten van mijn ’sjekkien’ uit. ‘Nou, genacht’, groet Buur, ‘Murregenochtend allef achten’. Ik knik met lichte twijfel. Buur weet een plek waar we gratis haardhout mogen zagen. ‘Iel legaal’, zegt ie dan.

De volgende morgen half acht scherp staat Buur voor de deur. Hij heeft de RAM van z’n zwager gecharterd en er hangt een tandemasser XL achter. ‘Gaaf hè!’, glundert hij, ‘IJ kan ok kiepen!’ Nog niet geheel overtuigd stap ik in. ‘Je mugen gewoen roken, or’, verzekert Buur, ‘Dan ad et mar gien oto moeten worren, zegt m’n zwager alteed’. We rijden de sluisput over. De aanhanger kleppert achter de machtige pick-up. ‘Wat een bak, hè!’, lacht Buur. 

‘Nou’, zeg ik. ‘Wor goan we eagenlijk eene?’, vraag ik nieuwsgierig. Buurman lacht: ‘We binnen er al’. Net voor de A6 schuift hij de RAM het gras op. Daar waar ik van de week op weg naar de fabriek nog bos zag, ligt nu alles plat. ‘Dat mien je niet’, zeg ik, ‘Er is ier gien mins’. 

‘Vanzelluf niet’, zegt Buur, ‘Et is zaoterdag! Iero trek an!’ Ik krijg een oranje hesje en een paar werkhandschoenen. ‘BHV’, lees ik achterop het hesje. ‘Buurmans Hout Verzagerij’, grapt Buur, ‘Nou, kom’.
We stappen uit. ‘Mag dit wel’, vraag ik nog één keer.

‘Allemoal Vaders goed, zeen die Urreker’, zegt Buur, ‘Nee, zonger gekheid: die dikke stammen binnen voor et transport in die dunnetjes goan de versnipperoar in. Doar zoeken wij de knappen eut’. 

‘O juust’, zeg ik weinig gerustgesteld. 

Buurman start de motorzaag. Met onze hesjes en gehoorbescherming zien we er professioneel uit. Buur zaagt en ik krui het de kar in. Tegen een uur of tien hebben we zowel de kar als de achterbak van de pick-up tot de nok vol. Allemaal mooie stammetjes van een centimeter of vijftien doorsnee. ‘Gratis in vor niks, hè’, grinnikt Buur. Ik begin een beetje te ontspannen. Het ziet er werkelijk fantastisch uit. 

Buurman start de auto, we gaan weer. ‘Pliesie!’, zegt hij ineens. M’n hart slaat over. ‘Man buur’, proest hij en hij slaat me hard op de schouders, ‘Je worren oud’. De rotzak.

watwietwillem@outlook.com