Hoe lang nog?


'Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel, verdriet hebben in mijn hart, dag na dag?'

Psalm 13 : 3

Eén van de vragen die je dezer dagen telkens weer hoort is de vraag van ons opschrift: ‘Hoe lang nog...’  Wie heeft de afgelopen periode van angst en zorgen die vraag niet gesteld. Telkens weer werden je plannen doorkruist, je leven moeilijker, de maatschappij intoleranter en afstandelijker. Het ‘oude normaal’ lijkt een onbereikbare illusie, en of je het nieuwe normaal wel als normaal zou moeten ervaren? 

Hoe lang nog vallen je toekomstplannen in duigen? Hoe lang nog voor er een remedie is tegen onze persoonlijke zorgen en noden? Het is een vraag die als een echo weerkaatst over de pleinen en straten van stad en dorp. Het is een vraag die je gedachten doet malen, hoofd en hart doodmoe maakt en je ziel... Hoe gaat het eigenlijk met onze ziel? Die schreeuwt het uit: ‘Hoe lang nog?’

David stelt die vraag in Psalm 13 niet eenmaal, nee driemaal en telkens sterker roept hij het uit: ‘Hoe lang nog?’ Hij is aan het eind van z’n kennis en z’n kunnen... en waar blijft hulp?

Dat gevoel herkennen we toch ook? Jongeren en ouderen delen daarin. Maar vooral als je in isolatie raakte omdat je samen (of alleen) ouder werd, besmet werd, iemand verloor aan de dood of het leven, of op andere wijze pijnlijk ontdekte dat je eigenlijk maar een klein kind in een heel grote en vooral lege zandbak bent... dan breekt dat ellendige gevoel naar buiten en roepen we ‘Hoe lang nog?’

Hoe lang houd ik het vol? Hoe lang kan ik het nog verdragen? Hoe lang nog telkens een stap terug? Het leven kan je zo moe maken. Vragen zo groot en ruw als rotsen slopen je weerstand en dan... dan komen de tranen. Dan krijg je misschien kaarten met mooie afbeeldingen en prachtige teksten... Maar wat heb je eraan? Waar is de hulp die je echt nodig hebt? Waar is God?

Dan denk ik aan dat jochie dat in z’n zandbak aannemertje speelde. Hij bouwde wegen, groef tunnels, maar toen hij de grote kei die in de weg lag wilde verplaatsen lukte dat niet. Hij deed zo zijn best, maar het lukte niet - de tranen sprongen in z’n ogen. Hij had helemaal niet in de gaten dat vader voor het raam stond te kijken. Toen ineens de schaduw van vader over hem heen viel, schrok hij zelfs. Toen vader zei: ‘Jongen, waarom gebruik je niet al je kracht?’, kwamen er nog meer tranen. Tranen van machteloze schaamte, tranen van spijt... en verslagen snikte ons kereltje: ‘dat doe ik toch pappa, maar het lukt me niet.’ ‘Waarom vraag je het mij dan niet, ik ben toch je vader.’ Toen bukte vader, pakte de zware kei en zette hem uit de weg. Zo kon het, zo moest het en dat was het jochie vergeten. Vader was sterk en vader was er voor hem. Waarom had hij niet geroepen? Waarom al dat geploeter?

David had wel aan zijn Vader, aan zijn God gedacht. Hij heeft geroepen, maar was ondertussen vergeten hoe lang hij zelf al met zijn rug naar God aan het modderen was geweest, best lang al..., te lang. 

Zo gaat het ons ook al te vaak en we roepen met David: ‘Hoe lang nog? Aanschouw toch, antwoord mij, Heere, mijn God! Verlicht mijn ogen, anders ontslaap ik in de dood, anders zegt mijn vijand: ik heb hem overwonnen en verheugen mijn tegenstanders zich, wanneer ik wankel.’

David, vergeet je nou dat de Heere Zijn genade nooit vergeet? Dat Hij klaarstaat om de stenen uit je bestaan weg te halen? Vergeet je dat je het al die tijd zélf hebt geprobeerd en al jouw roepen niet meer was dan het voor je uit mompelen en mopperen over die ellendige omstandigheden, die akelige vijanden. Jouw geploeter, jouw gemodder zijn eigenlijk een belediging geweest voor God. Nu je in de nood zit moet Hij je even snel komen helpen... Waar blijft je vertrouwen, de erkenning van je fouten, je overgave aan je God?

Zijn wij niet precies zo? We kennen het gezegde: ‘God is best, maar we houden hem voor het lest.' Daar kunnen we meestal best mee leven. Maar... kan God dat ook? Hij wil de Eerste zijn in ons leven. Hij heeft daar zelfs Zijn eigen Zoon voor overgegeven. Hij gaf alles om ons te helpen. Wat geven wij Hem terug?

Hoe lang nog tot het echte normaal doorbreekt? Totdat Vader de stenen weghaalt uit ons leven. Dan leren we met David zingen ‘Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid, over Uw verlossing juicht mijn hart. Ik wil de Heere zingen, omdat Hij mij heeft welgedaan.’

Tel dus uw zegeningen... en laat God de eerste zijn in je leven, dan weet je zeker, dat Zijn liefde ons leiden zal naar Zijn nieuwe Normaal. Hoe lang nog? Dat weten we niet, maar Gods liefde is er altijd.

Ds. G. Oberink