(uit Lukas 11 : 9)

‘En Hij, Die niet op woorden let,
die ’s mensen oor zo boeien,
verhoort het kinderlijk gebed,
want weg lopen de koeien!!’

Bovenstaande regels leerde ik op de, zo dat toen heette, kleuterschool. Geweldig, als je als kind van huis uit leert bidden en als dat op school ook aandacht krijgt en wordt voorgeleefd.

Nu ik de kleuterschool al decennia achter me gelaten heb is het me wel duidelijk geworden dat de strekking van de aangehaalde woorden enerzijds volledig juist is. De Here Jezus zegt immers in Mattheüs 6: Als u bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord zullen worden en Word dan aan hen niet gelijk, want uw Vader weet wat u nodig hebt, voordat u tot Hem bidt. Dus de Here God let niet op woorden. Hij beoordeelt niet hoe ‘mooi’, of hoe ‘goed’ wij bidden, 

Anderzijds is er op het gedicht waarin deze woorden staan ook wel wat af te dingen. Laat ik eerst dat hele gedicht het hele gedicht vermelden: 

Jantien en Frankje, kleuters nog,
gaan samen door de weide.
Maar waarom staan ze eensklaps stil?
Wat schrikken ze nu beiden?
Wat zien ze in de weide staan?
Een aantal grote koeien.
Wat kijken die hen dreigend aan,
en één begint te loeien.
'’t Is nog zo ver van huis, waarheen?',
zo vragen ze elkander.
'We moeten bidden!', zegt er één.
'Dat kan ik niet', zegt d’ander.
Toch gaan ze op hun knietjes nu,
en doen de handjes samen.
'Heer, zegen deze spijs en drank',
dan zeggen beiden: 'Amen'.
En Hij, Die niet op woorden let,
die ’s mensen oor zo boeien,
verhoort het kinderlijk gebed,
want weg lopen de koeien!!

In het gedicht lijkt het alsof het (onbeholpen) kinderlijk gebed direct tot een oplossing leidt. Velen kunnen ervan getuigen dat dit zo is. Evenzovelen getuigen van het tegendeel. Er kwam niet direct verhoring, soms zelfs ook niet op termijn.

Hoewel de Here Jezus zegt: ‘Bid, en u zal gegeven worden’, lijkt dit in onze ogen weleens niet aan de orde. Dat kan leiden tot verwarring, vertwijfeling, of zelfs tot verbittering. In het ergste geval ligt het ongeloof op de loer.

De woorden die de Here Jezus spreekt zijn betrouwbaar en waar. Dus als Hij het zegt, is het zo. Is dit een houdbare stelling als we denken aan alle vurige maar (schijnbaar) onverhoorde gebeden.

Niet voor niets voeg ik het woord ‘schijnbaar’ in. Want de woorden ‘Bid, en u zal gegeven worden’ zijn naar mijn vaste overtuiging ten volle waar.

Om te begrijpen hoe we deze belofte mogen verstaan, doen we er goed aan op het vervolg van de tekst te letten. Daar gebruikt de Here Jezus het voorbeeld hoe vrienden met elkaar omgaan. In de nood kun je te allen tijde bij een vriend aankloppen om hulp. Hoeveel temeer bij onze Hemelse Vader.

Vervolgens wijst de Here Jezus op de omgang van een vader met zijn kind. Hier komt het aan op nauwkeurig lezen en luisteren. Want ieder die bidt, die ontvangt, zo lezen we. Er staat niet: ieder die bidt ontvangt wat hij/zij gevraagd heeft. Daar zou een oorzaak van teleurstelling in kunnen liggen, dat we niet krijgen wat wij vragen. Als de Here Jezus ons onderwijs geeft over de verhoring van het gebed zegt Hij vervolgens allereerst wat we niet krijgen. De Here Jezus vraagt aan de mensen:

Welke vader onder u zal aan zijn zoon, als hij hem om brood vraagt, een steen geven, of ook als hij om een vis vraagt, hem in plaats van een vis een slang geven, of ook als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen geven?

Misschien klinken ons de gekozen voorbeeld willekeurig in de oren. In de tijd van de Here Jezus leek een brood op een steen. Een vis en een slang lijken twee zeer onderscheiden dingen. Wanneer we denken aan een aal en een adder dan bespeuren we enige overeenkomst. Een opgerolde schorpioen heeft iets weg van een ei. In zijn voorbeelden wil de Here Jezus ons duidelijk maken dat onze Hemelse Vader ons geen surrogaat geeft, iets wat er op lijkt, maar het niet is, zelfs dodelijk kan zijn.

Tenslotte komt de ontknoping van de verhoring en horen we wat iedere bidder sowieso ontvangt.

Als u die slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden?

Dat wil zeggen: God laat ons niet alleen in de situatie van waaruit wij tot Hem roepen. Hij is Zelf bij ons in Zijn Geest, die dagelijks ons leven vernieuwen en heiligen wil. Geen bidder blijft met lege handen achter. Inderdaad Bid, en u zal gegeven worden.

Ds. M.A. Bos