Afbeelding
Foto:

Spierballen


We hebben logés. Beide jongens van Zuun blijven een weekendje over. En aangezien wij mannen niks beters te doen hebben, mogen we oppassen. ‘Je muugen ok de was doen?’, zegt ze fijntjes. Alsof je dan nog een keuze hebt. Omdat de rek uit mijn verhalen is, besluit ik met de jongens te gaan spelen met de kloofmachine. 

‘Je bèbe legt de stammetjes ierin in dan muugen julie de blukkies daor neerleggen’. 

‘Wat kreegen we, Bèbe?’, vraagt Knielus. 

‘Een frikandel’, beloof ik. 

‘Twie frikandellen’, is het tegenbod. Ik ga akkoord. Met een paar echte ‘waanten’ aan en oorbeschermers op, lijken ze ‘echte warrekmannen’. En eerlijk is eerlijk, het loopt als een trein met die kinderhandjes erbij.

Die avond zitten de jongens aan tafel en werken hun loon naar binnen. ‘Frikandellen?’, vraagt Ben als hij binnenkomt. 

‘Nou, die eawen ze verdiend, or!’, vertel ik, ‘Ze eawen arreg arde ewarrekt’. Ik geef Knielus een aai over z’n bol en zeg: ‘Lot ers zien, Zuun. Je spierballen’. Knielus kromt zijn arm en trekt een gezicht alsof hij poepen moet. ‘Kiek ers’, zeg ik groos, ‘Net as z’n Bèbe!’ 

‘Vroeger, ja’, spot Jannie en ze port plagend in m’n reserves voor magere jaren, ‘Et is nou nog iene grote bal’. 

‘Ik bin ok arreg starrek, hè bèbe!’, zegt Will’m en hij wijst met zijn vingertje naar de punt van zijn elleboog. 

‘Nou’, zeg ik en ik knipoog naar Ben, ‘Je kuunen ze nog zo lekker opdraaien’.

Terwijl Jannie de jongens naar bed brengt, zakken Ben en ik vermoeid voor de tv neer. Het is vrijdagavond, Kamp van Koningsbrugge-avond. In het Kamp worden gewone burgers onderworpen aan een zware training voor Special Forces. De meesten vallen af, omdat het ‘wieke vreemden binnen’. Vanaf de bank leven Ben en ik ons helemaal in. ‘Machtig’, zeg ik dan, ‘Dat ad ik beter ekuund’. Jannie en Schoondochter schuiven ook aan. ‘Dan moet jelui je opgieven’, adviseert Schoondochter. 

‘Je koemen de Slikoogte nog niet op’, lacht Jannie. Maar dat hebben ze mis. 

‘Wat moet je kuunen, zuun’, vraag ik Ben. 

Hij somt op: ‘Dartig keer opdrokken, veertig keer bukspieren in drie kilometer vliegen’.

‘Appeltje, eitje’, besluiten we.

Voor het slapen gaan, kijk ik nog even in de spiegel. Ik houd mijn buik in en verplaats daarmee de hele vleesmassa naar mijn borstkas. Het resultaat is imponerend: ik lijk net een blanke hulk! Jannie kijkt stiekem om een hoekje. ‘Je kuunen ze nog zo lekker opdraaien', grinnikt ze. Ze snapt vast niet dat wij mannen hier heel serieus over kunnen zijn.

watwietwillem@outlook.com

Afbeelding