Afbeelding
Foto:

‘As een pooi in april’

‘Taal is zeg maar echt mijn ding’. De titel van een bestseller boek(je) van Paulien Cornelisse, maar ook een accurate omschrijving van mijn persoontje. Ik hou van spelen met woorden, mooie verhalen en grappige omschrijvingen. Handig dat ik een Urker ben, want in ons dorp haal je dan echt je hart op. Met uitdrukkingen die alleen een Urker écht snapt en waar zoveel gevoel achter zit. Zo vind ik ‘Voel nou ers in je diezek’ een geweldige omschrijving van een gelaten gevoel dat je ervaart als je je heel druk hebt gemaakt om iets en er uiteindelijk niets aan overhoudt. Zo’n gevoel dat je soms wel drie keer per dag bekruipt (bijvoorbeeld tijdens een grote verbouwing) en ook wel dient als demping op mijn onstuimige temparement. Wijlen brandweercommandant Klaas Ras, goede vriend van mijn vader, was de absolute meester in tragikomische uitdrukkingen. Hij leerde mij ook ‘in elk geintje zit een seintje’, wat een waar woord is beste mensen, dus wees gewaarschuwd. En de legendarische uitspraak: ‘Kiek eut, ai komt op z’n sokken’, om aan te geven dat je op je hoede dient te zijn als iemand je uitbundig complimenteert. Kent u trouwens ook de uitdrukking: ‘Ai kiekt as een pooi in april’; een hilarische omschrijving van een mistroostig kijkend iemand.

Wat ook zo leuk is aan taal: het evolueert. Not always in a good way, zoals mijn pubers illustreren door ons dialect buitensporig geweld aan te doen in hun verkeerde uitspraak van Urker woorden. Als ze ergens naar toe gelopen zijn, zijn ze daar naar toe eluupen, bijvoorbeeld… Staan uw tenen ook al in een hoek van negentig graden? Of, voor de lezers onder de 25, ga jij daar ook van cringen?

Totaal nieuwe begrippen zijn ook interessant, zoals daar zijn: ‘tentenkampvragen’. Nu vraagt u zich vast af wat een tentenkampvraag is. Deze omschrijving vindt zijn oorsprong in het jaarlijkse typische Urker fenomeen tentenkamp, oftewel tentenramp voor de goede verstaander. Een week bomvol activiteiten die in de zomervakantie speciaal voor de kinderen wordt georganiseerd. Er zijn ouders die ervan genieten en er zijn mensen die het geheel met angst en beven tegemoet zien. Want er wordt veel gevergd van de betrokken ouders tijdens zo’n week. Het is te vergelijken met een snelkookpan: je zit van het ene op het andere moment 24/7 op de lip van buren die je normaal alleen in het voorbijgaan eventjes groet; ieder kind is tegenwoordig hoogsensitief dus je hartendief verdaagt aan ’t janken van alle 24/7 lol en daarnaast dien je ook nog blijmoedig mee te doen aan allerlei activiteiten. Een mens zou van minder ‘an de raand’ verdagen. 

Te midden van al die drukte heb je dan ook nog mensen die je onnodige, overbodige vragen stellen. Zoals in de koffietent (de plek waar iedere dag zo’n achtentwintig keer koffie wordt geserveerd), met een tafel vol thermoskannen in het zicht, vragen of er ook nog koffie is. Dit is mijn zusje echt overkomen, waarvan ze nog natrillend verslag deed en waarna de uitdrukking ‘tentenkampvraag’ nu gevleugeld is in onze familie.  

Navraag bij andere mensen leert dat een tentenkampvraag in heel veel situaties plaatsvindt. Zo kent ieder huishouden wel een persoon die vraagt of er nog zout/olie/hagelslag is, terwijl een korte check van het voorraadkastje voldoende antwoord zou bieden op die vraag. Tentenkampvragen kunnen op sommige dagen beter geestelijk verwerkt worden, dan op andere momenten. Daarom een afsluitende tip: tijdens de inpakstress voorafgaand aan een vakantie met de kinderen is het beter om geen tentenkampvragen te stellen als: ‘zit de auto al vol?' of ‘waar liggen mijn hardloopschoenen?'. Ga gewoon zelf even kijken. Dan voorkom je die pooien-blik.