‘Wij’ tegenover ‘zij’?

Eén van de twaalf. 

Johannes 6 : 70


Mensen maken onderscheid tussen mensen. Geen wonder, er bestaan nu eenmaal verschillen.

Wij, Urkers en zij, vreemden van de wal. Doorgaans een onschuldig onderscheid.

Plaatselijk inzoomend zien we onder ons ook wel weer verschillen.

In de politiek. En wij van de… kerk en zij van de… kerk. Soms een pijnlijk onderscheid.

Uitzoomend ontdek je grote verscheidenheid en doemen er ook gevaarlijke tegenstellingen op tussen mensen en volkeren. Islamitische landen tegenover westerse democratieën. Chinezen tegenover Oeigoeren. Oekraïne tegenover Rusland. Joden tegenover Palestijnen, ‘Wij’ tegenover ‘zij’.

Tegenstellingen, opgeklopt door frustratie, angst, machtshonger of wat dan ook, kunnen de wereld in brand zetten. In Europa weten wij dat al te pijnlijk en al te goed. Antisemitisme was een voedingsbodem voor de holocaust. Joden werden afgeschilderd als Untermenschen en tot zondebok gemaakt. Begrijpelijk dat na de tweede wereldoorlog krachtig geprotesteerd wordt wanneer antisemitisme opnieuw de kop opsteekt.

In hun ijver hebben sommigen zelfs sporen van antisemitisme ontdekt binnen het Nieuwe Testament. Johannes 8 : 44, ‘Jullie hebben de duivel tot vader, die was een mensenmoordenaar van de beginne… en een leugenaar.’ is de meest scherpe uitspraak richting de leiders van het joodse volk: Het wordt wel ’het klassieke aanknopingspunt van de Jodenhaat’ genoemd. En helaas, de geschiedenis van het Christendom in Europa bewijst dat er misbruik van het NT is gemaakt. Misbruik ja, want Het NT zelf zet niet aan tot Jodenhaat of volkerenhaat.

Jezus maakt zijn volksgenoten inderdaad een scherp verwijt. Omdat zij niet willen geloven in Hem, die de waarheid spreekt en omdat ze Hem zullen doden.

Maar waar het me nu om gaat is dit: Jezus heeft óók binnen de kring van zijn meest trouwe volgelingen gezegd: ‘…en één van jullie is een duivel’. (Jezus bedoelde Judas. Judas heeft zich op een weg van teleurstelling - twijfel - ongeloof - verharding - verraad tegen Jezus gekeerd).

Een duivel - één van de twaalf. Het zijn de allerlaatste woorden van Johannes 6.

Dat lange hoofdstuk begint zo mooi: 5000 man worden wonderbaarlijk gevoed door Jezus en de volgende dag willen ze Hem daarom meetronen naar Jeruzalem als hun koning.

Maar Jezus is er niet van gediend. Hij zal zichzelf moeten gaan opofferen. En Hij stelt de mensen voor de beslissende keus: Aanvaard je me dán, geloof je zó in mij? En dan haken ze af. Op het laatst blijft Jezus alleen met zijn trouwe volgelingen over, twaalf man. Wat een ontgoocheling.

En dan komt daaroverheen de pijn bij Jezus en de beklemming bij de discipelen: één van jullie is een duivel. Eén van de twaalf.

Het is duidelijk: Judas is niet de vertegenwoordiger van het joodse volk. (Zoals in de kerkgeschiedenis wel gezegd is). Hij vertegenwoordigt mede de volgelingen van Christus, de christelijke gemeente in de knop. Eén van hen. Ze wisten onderling niet wie.

Toen Petrus dacht er goed aan te doen Jezus van de lijdensweg af te houden, hoorden ze hoe hij door Jezus werd terechtgewezen: ga weg achter mij, satan. Petrus?

En toen Jezus aan het laatste Paasmaal diep bedroefd zei: één van jullie zal mij verraden, keken de leerlingen elkaar aan en vroegen zich af wie hij bedoelde. (Johannes 13 : 22)

Jezus geeft ons dus niet zo veel ruimte om onderscheid te maken tussen ‘wij’ en ‘zij’.

Begrijpelijk dat mensen dat graag doen. Want het is prettig en heel geruststellend wanneer je aan de kant van de ‘good guy’s’ staat.

Mensen maken onderscheid - begrijpelijk, maar ook gevaarlijk.

Jezus maakt het verschil. Ook voor u?


Ds. H.J. Zuidhof