n Harry en Gabriëlle op zoek naar pareltjes bij de 'recycling'.
n Harry en Gabriëlle op zoek naar pareltjes bij de 'recycling'. Foto:

Oude rommel is nog geen troep


Het zoeken en vinden van oude rommel zit mij al mijn hele leven in het bloed. Ik liep van de bakkerij van mijn ome Jan terug naar huis toen ik een groene plant zag staan naast een vuilnisbak. Ik was zo trots als een pauw toen ik thuiskwam en vertelde dat iemand deze prachtige plant bij de vuilnis durfde te zetten. Mijn moeder (een echte plantenliefhebber) probeerde mijn enthousiasme nog te temperen door te zeggen dat er geen bloemen meer aan zaten, maar dat hielp niets. De plant ging in de raampost en werd liefdevol verzorgd, net zolang totdat mijn interesse was geluwd en het uitmuntende exemplaar alsnog de weg van alle vlees ging.

Jaren daarna kwam een kinderdroom uit en werd ik vuilnisman; dit leek mij het uitverkoren beroep. Ik heb dat 3,5 jaar gedaan en ik moet zeggen met heel veel plezier. Het geluk was dat Gré een goedbetaalde baan had, want het loon was laag, maar het leven prachtig. Ik sleepte van alles en nog wat mee naar huis, waarna het op momenten dat ik niet thuis was door de vrouw naar de opslag op het industrieterrein werd gebracht. Op het laatste dat ik meenam heeft onze Harm de eerste maanden van zijn leven doorgebracht. Ik kwam de vuilniswagen legen op Het Friese Pad, en zag een grote meubelleverancier allemaal pakketten in karton weggooien. Ik heb netjes gewacht totdat hij weg was, en doorzocht de bult. Ik zag al snel dat het kasten waren die niet helemaal compleet waren, maar wel nieuw. Ik zocht wat dezelfde modellen bij elkaar, en heb daar een commode en ledikantje van gemaakt. 

Maart is gewoon maart

Datzelfde heb ik altijd al in Frankrijk gehad. Bij het zien van oude rommel maakte mijn hart een vreugdesprong. Vroeger lag op iedere parkeerplaats wel wat; tegenwoordig staan er om de 500 meter grote afvalbakken en is het illegaal storten er bijna niet meer. Gabriëlle vindt het ook leuk om in rommel te struinen. Ze zoekt de hele omgeving af op brocantes, en tegenwoordig zijn de recyclingen populair bij haar. Ze zegt: 'Ik weet er nou één!' We gaan er op een zaterdag naar toe. Als ik het terrein oploop weet ik niet waar ik kijken moet. Overal ligt wel wat. Ik ben nog in het eerste vak aan het neuzen als Gabriëlle al aan het eind is. Zij is er ook al geweest, en er is niet veel veranderd. Mijn maat Jelle had gevraagd of er wat oude zagen waren, en werkelijk te kust en te keur. Ik pak de ene en zie al een andere. Ik zoek er drie uit die er het oudst en het mooist uitzien. Gab ziet een mooie tuinbank en gebaart mij. Als ik er ben zegt ze: 'Haal die even naar beneden'. Het ding staat op een zoldertje. Ik klauter naar boven - wat gezien mijn leeftijd en ietsiepietsie overgewicht best een opgave is. Als ik boven ben en de bank zal aangeven, komt er een mannetje aanrennen, en het enige wat ik hoor en wat hij meerdere malen zegt is: 'no, no, no', en maar zwaaien met zijn wijsvinger. Hij begint uit te leggen dat dit pas in maart te koop komt. Op mijn vraag waarom in maart, haalt hij zijn schouders op. Zo moeilijk is dat toch niet? Maart is gewoon maart, en daar valt niet aan te tornen.

Illegaal-legale schapen

Harm had uit zijn mond laten vallen op een avondje stappen, dat we in de toekomst best een paar schapen wilden. Hij vergat erbij te zeggen dat we nog geen omheining hadden. Vervolgens gaat de telefoon met het vriendelijke verzoek om de schapen die in een hokje vastgezet zijn op te komen halen. Als hij de telefoon neerlegt zegt hij: 'Ik denk dat we een probleem hebben. Ik heb in mijn beste Frans gezegd dat we te zijner tijd graag wat schapen willen. Nu heeft hij ze al in een hok staan en moet ik ze ophalen. Ik denk dat hij het verkeerd heeft begrepen.' 'Ooooh.... Hoor je dat Ryan, Zara-Lilly? We krijgen schapen' roept Gab gelijk. 'Wanneer gaan we ze ophalen?'

Er wordt een kar geregeld, en op met de hele familie naar de schapenboer. Dit is maar twintig minuten rijden, dus we zijn er gauw. De kar tegen het hek geplaatst en het circus kan beginnen. Het blijkt dat deze schapen nog nooit een mens hebben gezien, en beschouwen iedere toenadering als een grote boze bedreiging. Het is werkelijk een gevecht van dier tegen mens. Ze proberen ze één voor één uit het hokje te krijgen, maar die dingen zijn net vleermuizen: ze rennen tegen de wanden op, heen en terug. Als er een gaatje is wurmen ze zich in alle bochten om te ontsnappen en dat lukt ook. Er is een hele middag nodig om ze in de kar te krijgen. Gelukkig kan deze helemaal gesloten worden, anders waren ze er onderweg nog uitgesprongen. De schapenboer steekt zijn hand op en gebaart dat we weg moeten gaan. Ik zeg tegen Harm: 'Moeten die dingen niet betaald worden?' 'Nee' zegt hij, 'dat hoeft niet'. Als we in de auto zitten zegt hij: 'Deze zijn illegaal. Hij heeft meer dan vijf schapen en dan moeten ze een oormerk, en dat hebben deze niet. Daarom kan hij ze beter weggeven, dan gepakt worden tijdens een controle'. Eenmaal thuis worden ze losgelaten in de moestuin, die op het moment toch leeg is, en ze vreten ook nog het onkruid eraf. Tenminste, dat was de gedachte. Het eerste waar ze aan beginnen is het restant spruiten dat er nog stond. Nog sneller dan het licht zijn deze verdwenen. Onze Gab staat er een beetje beteuterd bij, maar wil de pret niet bederven. We kijken nog een tijdje en gaan naar binnen. 

Je ziet er vijf, je krijgt er zeven

De volgende morgen ga ik even met Gabriëlle om wat spullen. Als we de auto in zullen stappen zeg ik tegen haar: 'Dit klopt niet hoor'. 'Wat?' zegt ze. Ik zeg: 'Nou, een schaap gaat in de regen niet liggen'. Als ze er heenloopt tilt het schaap zijn kop op. 'Nou' zegt ze, 'hij leeft nog' en we rijden weg. Een uurtje later komen we terug en staan er vier schapen in een rondje om het vijfde schaap heen. We lopen er naartoe als Gab een schreeuw geeft: 'Kijk een lammetje' zegt ze. 'En nog één' roept ze. Werkelijk, daar staan twee bevende lammetjes, net geboren. Ik zeg: 'Bel gauw Harm even' (hij was tenslotte maten met Tim de Slep) en ik loop naar binnen. Ik ben koud thuis als Gab weer binnenkomt. 'We moeten even naar Châlus om schapenbrok en wat stro'. Zo gezegd zo gedaan. Als we aankomen bij de diervoederleverancier zit ze nog te martelen met Google Translate. Ze legt haar telefoon neer en stapt uit de auto. Ik stap ook uit en op dat moment komen Frank en Ester aanrijden. Dit zijn twee Nederlanders uit Lelystad. Ze groeten ons en vragen wat we aan het doen zijn. Ik leg uit dat er net twee lammetjes zijn geboren. 'O' zegt hij, 'dan bel ik Yvon even, zij hebben een hele grote schapenboerderij hier'.

Het volgende halfuur krijgen we een stoomcursus schapenhouden, en ze besluit dat ze wel naar binnen moet omdat het 's nachts nog vriest. Je pakt ze voorzichtig op en houdt ze even voor de neus van de moeder, dan loopt ze zo mee naar binnen. Ondertussen heeft Gab een vrouwtje opgehaald, en ik hoor haar vragen om schapenvoer en 'un bloc de minéral de mouton', oftewel een mineraalblok voor schapen. Ik kijk haar verwonderd aan en zeg: 'Jij kan toch geen Frans?' Het vrouwtje komt met het gevraagde aanlopen als Gabriëlle zegt: 'Zie je dat?' Ik kijk naar waar ze wijst en zie een volle pallet met La Châteline-water staan. Het wordt nog steeds verkocht.

Als we terug zijn vertel ik het verhaal dat Yvonne heeft verteld, inclusief het laatste van 'voorzichtig oppakken van de lammetjes' enzovoort. Alice-Mae staat naast me en begint te briesen. 'O..o..oooh die rotzak'. 'Wie?' 'Nou Harm' zegt ze. 'Die greept die biesten zo bai de vuurpootjes in sliept ze zo over de groend nor ut okke'. Inwendig lig ik dubbel van het lachen, maar kan dat niet maken. In werkelijkheid gaat het er wat ruiger aan toe in de veehouderij dan goed is. Hij had het wat subtieler kunnen doen, maar ja, aardje naar zijn opa. Ondertussen heeft de gulle boer ons met een probleem opgezadeld. Hij is zijn vijf illegale (voor ons legale) schapen kwijt, maar heeft ons op gezadeld met zeven illegale.

n Jill en Ryan kijken naar hun oom Harm die schapen vangt.
n De twee pasgeboren lammetjes bij hun moeder.