Goede Vrijdag-triomf


Het is volbracht. 

Johannes 19 : 30m.

Geachte lezer(es), voor de zesde maal klinken er kruiswoorden over de heuvel van Golgotha. Wat zullen hier, op deze ‘hoofdschedelplaats’ al een laatste zuchten hebben geklonken. Laatste snikken van diegenen die, om eigen schuld, naar deze plaats zijn gebracht. Kwaaddoeners en moordenaars. In die laatste ogenblikken wanneer de adem stokte, de ogen braken en het hoofd neerviel op de borst.

Hoe geheel anders is nu het schouwspel dat voor ons oog wordt gesteld in Johannes 19. Krachtige woorden van Hem, van Wie het geldt: 'God uit God, licht uit licht…' (Geloofsbelijdenis Nicea). De gezegende God-mens in de laatste ogenblikken van Zijn middelaarslijden. Als Borg in de stille eeuwigheid de opdracht ontvangen. Als Middelaar op de Goddelijke vraag het Middelaarsantwoord gegeven. 'Wie zal met Zijn harte Borg worden om tot Mij te genaken?...' 'Zie Ik kom, in de rol des Boeks is van Mij geschreven… om Uw welbehagen te doen.' 

Dat alles wilde Hij ondergaan om het welbehagen van Zijn Vader te volvoeren en de weg te banen voor verloren mensenkinderen. Wat een eeuwig wonder voor hen die in zichzelf midden in de dood liggen. Elke reddingspoging leidt schipbreuk; en God is zo rechtvaardig.

De zonden zijn zo gruwelijk en het zondigen wordt hen zo tot smart en droefheid. Zulke mensen lopen met al hun pogingen vast en worden het met de rechtvaardige eis eens gemaakt. Wat maakt ze dat zoekend en bedelend, maar wat leren ze ook dat hierin geen grond is. God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede… en dan al ongerechtigheid… en eigengerechtigheid… en het wordt een wegwerpelijk kleed.

Wat wordt dan de overdenking van het lijden en sterven van Christus tot lering en ook tot vertroosting. Nergens de ware troost meer te vinden als in deze dierbare Borg en grote Verlosser.

Weliswaar is Christus onschuldig tegenover Zijn vijanden, maar Hij hangt hier plaatsbekledend voor doodschuldige zondaren. Torsend de toorn Gods die rechtvaardig ook Zijn volk zou moeten treffen in alle hevigheid. Beladen met de schuld van Zijn volk.

Lezer(es), wat wordt deze Borg toch noodzakelijk en dierbaar als we het leren dat God zo rechtvaardig is en ik in het gericht van God op duizend vragen niet één antwoord kan geven!

Een Borg, Die laster en smaad wilde dragen en het oordeel ondergaan. 

Wat een troost voor mensen die onder het veroordelend recht van God leren buigen en niet anders meer kunnen verwachten dan het voltrekken van hun vonnis.

Maar dan te horen dat de Rechter hen wil aanzien in deze stervende Borg, Die in hun plaats de vloek heeft weggedragen. 

Dan staat er nog iets achter in vers 30: 'en het hoofd buigende, gaf Hij de geest.' Nog eens in herinnering de kruisheuvel. Wat zullen er velen, de laatste adem uitblazend, het hoofd op de borst zakkend, dan hebben moeten verschijnen voor de Rechter van hemel en van aarde. In die laatste ogenblikken, wanneer de krachten wegvloeien en er stof overblijft.

Zo niet bij deze Levensvorst! Hij gaf de geest. Hier spreekt kracht uit, hier spreekt majesteit uit. Hier geen krachteloze, die wegzinkt, maar de Borg in Zijn plaatsbekledend werk. Na diepe vernedering is daar verhoging. Na de Goede Vrijdag volgt een zekere Paasmorgen. 

'Het welbehagen zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.' 

Kom, lezer(es), dat we zo door genade Goede Vrijdag zouden mogen herdenken en naar Pasen toeleven!

Ds. A.J. de Waard