Verhuizen is een werkwoord

Grommend rijdt een dieselheftruck achteruit. Op zijn vorken een deel van een zware industriële machine. Mannetjes in reflecterend gele pakken scharrelen eromheen. Geschreeuw in sappig Amsterdams. ‘Hooo! Wach effe! Aan deize kant hebbie nog een centimeiter, Sjonn!’

Ik kijk gespannen toe. Gaat dit lukken? ‘De deur is erop berekend’, glimlacht Werkgever. Tja, de machine is ook binnengekomen, dus kan hij er ook weer uit. De laaddeur staat al geruime tijd open en buiten is het rond het vriespunt. Binnen is het intussen ook ijzig koud, want er zijn tussenwanden gesloopt om machines uit te kunnen rijden.

Plotseling zie ik niet de drukpers, maar moeder, die in een rolstoel het huis uitgereden werd, om er nooit terug te keren — wat wij geen van beiden wisten. 

‘Dit voelt als een uitvaart’, merk ik op.

‘Hou op!’, reageert Werkgever, ‘ik voel het al een jaar! Het is diepe shit.’


We zitten al bijna twee maanden in een bedrijfsverhuizing. Dat het zo lang duurt, komt misschien doordat we alles zelf doen en doordat het bedrijf al die tijd op volle sterkte doordraait, alsof er niets aan de hand is. Dat is natuurlijk een onmogelijke situatie, en de tijd dringt. De gemeente heeft het bedrijventerrein opgekocht voor wolkenkrabberswoningbouw, en steeds meer van de ons omringende panden worden gestript of compleet tegen de vlakte gegooid.

Een bedrijf van meer dan 130 jaar oud, met een grote productiehal, een reusachtig boekenmagazijn, eindeloze archieven en weet ik wat allemaal meer… Kastenrij klinkt als Castenray. Wat een klus. Misschien hadden we een halfjaar eerder moeten beginnen, maar de urgentie wordt pas duidelijk op het moment dat een datum nadert.

Al wekenlang heb ik nauwelijks een computer gezien. De dagen verlopen totaal anders dan normaal; het is een soort gratis fitness. Squats, deadlifts, stretches, enzovoort. Iedereen loopt met dozen te sjouwen, eindeloos traplopen, boekenkasten leeghalen, archieven uitzoeken en indien nodig afvoeren, waarbij dan uiteraard ook nog papier moet worden gescheiden van kunststof of metalen bindringen. Hurken, tillen, opstaan, bukken, klimmen, reiken, trekken, alles komt voorbij. Er komt geen eind aan. Het zijn lange maar leuke dagen en ’s avonds stort ik vermoeid in bed. Toch is er ook afwisseling in het werk. Pallets samenstellen, stapelen, sealen, registreren, voorzien van nummering en aanwijzingen, wegrijden en klaarzetten voor transport. Met grote omzichtigheid wikkel ik een zeer forse antieke Keulse Bijbel uit 1478 in bubbelfolie. Huge, wat een ding! Te midden van de geordende chaos werk ik in de halfduistere garage archiefregisters bij op de laptop, met een hoog opgetaste pallet als bureau. Om vervolgens naar een externe redactievergadering te rijden, want alles gaat gewoon door.


Ferry ziet Thomas met een wiebelende hoge stapel in zijn armen de trap af komen en bijna onder zijn last bezwijken. Onze plaaggeest kan het niet laten. Met een ‘Aaah, oehhh, m’n rug!’, gaat hij breeduit op de trap de weg zitten versperren. 

‘Ferry! Rotjong! Hoepel op!’, schreeuwt Thomas. Maar Ferry geniet van plagen en blijft zitten. ‘Als je nu niet aan de kant gaat, dan [—censuur—] ik een paar ordners op je kop!’ brult Thomas, en dat helpt.


‘Het eerste waar ik vanmorgen aan dacht’, komt Lucio binnen, ‘is of die kar wel door de deur kan. Want we hebben gisteren dat wandje wel teruggeplaatst, maar straks keje weer opnieuw!’ Hij grijpt het handvat. De brede tafelwagen past er precíés door, maar het is millimeterwerk.

Dan gaat hij in de productiehal bezig. ‘Die mailing moet de deur uit vandaag’, licht hij toe. De couverteermachine was al ingepakt en stond op een pallet klaar voor transport. Maar Lucio rijdt de complete pallet met een stapelaar naar het dichtstbijzijnde stopcontact en begint daar klappertandend zijn klus uit te voeren. Het werk moet doorgaan.

Verderop in de hal klinkt gekletter van zware stalen buizen op de betonvloer. Alsof je een grote bungalowtent afbreekt. Kloink. ‘Mannetjes' zijn zingend bezig de grootformaat drukpers verder te demonteren. Onderdeel voor onderdeel. Ik heb grote bewondering voor wat ze doen. Hoe komen ze er ooit uit wat wat is? De vloer is bezaaid met buizen en slangen en overal ligt vet en olie; het is spekglad. Ik manoeuvreer erlangs met een zware pallet en glijd bijna uit. ‘Kijk je uit?', vraagt iemand die ruggelings onder de pers ligt.

Stress, plezier en weemoed ineen. We beleven enerverende tijden.