Afbeelding
Foto:

In het zonnetje


Zaterdagmorgen. De zon veegt haar eerste stralen over de achterstraat. Ik vang haar prille warmte met een bakje troost en de plaatselijke krant. Jannie hangt de schone was buiten. ‘Ad je nog een bekkien, lieverd?’, wil ik weten. Een bruine moedermerel vliegt af en aan met snavels stro. Ze bouwt een nieuw onderkomen in de laatste conifeer die de groene vlucht niet mee mocht maken. In de nok van het dak fluit vadermerel mooi weer. Idyllisch!

Rond elf besluit ik de MB een poets- en smeerbeurt te geven. De zon staat inmiddels stevig te branden en zelfs in hemdsmouwen voorkom ik een natte rug niet. ‘Jannie, bring ers effen een groan-smoothie’, roep ik door de openstaande tuindeuren. ’Et is jitsig’, licht ik toe als Jannie met een biertje buiten komt. Moedermerel vliegt intussen onverdroten heen en weer. Het bouwsel vordert. ‘Wat eten we?’, wil ik vast weten. 

‘Een koelassien’, verklapt de vrouw. Heerlijk!

’s Middags met de ‘aanen op de buk’ houd ik me buiten de zonneschijn. Rond m’n luie stoel scharrelt moedermerel nog altijd. Ze sleept een heel stuk vuilniszak de boom in. Ik zie het door m’n wimpers gebeuren en glimlach. ‘Kunstof kezeenen’, grap ik in mezelf. Dan weet ik lange tijd niks meer. Tot ik wakker word van druppels water in m’n gezicht. Ik schrik. Regen? Maar nee, het is Jannie. Met een lange stok lapt ze driftig de ramen van de bovenverdieping. 

Ik verricht, nu ik toch wakker ben, de nodige sociale verplichtingen op mijn smartphone. ‘Meandert in Gien eawen ok een klintjen’, roep ik naar Jannie. 

‘Oh’, roept ze terug. Ik kijk op m’n horloge. Vijf uur. ‘Zou je nog gien bekkien zetten, lieverd?’

Moedermerel duwt de massa verzamelde bouwmaterialen in een comfortabele vorm. Ze zal het warempel presteren om binnen één dag de nieuwe woning te betrekken. Jannie zet mijn koffie neer. Ik ruik de chloorgeur aan haar handen. Daar krijgt ze een complimentje voor. ‘Ik kan wier op een lekker skoon uissien, ruk ik’. Moedermerel landt naast ons, voor de laatste loodjes. Afgepeigerd. Hoog in de nok fluit vadermerel mooi weer. ‘’t Is de natuur, hè’, weet ik. Jannie zucht. ‘Gelokkig is et murregen moederdag’, merkt ze op.

Oei!

Die avond doe ik alsof ik sjek moet halen. Bij de Albert Heijn vind ik een mooie bos met zomerbloeiers. In de midden prijkt een zonnebloem. Ik doe er een romantisch briefje bij: ‘Voor mijn zonnetje in huis’.

'Atsiekidee, Willem!’, vertel ik mezelf tevreden, ‘Doar koem jie wel wier mie weg van ‘t joar!’

watwietwillem@outlook.com