De keuze van Ruth


'Uw volk is mijn volk en uw God mijn God.' 

Ruth 1 : 16 (ged.)

Naomi, Orpa en Ruth hadden alle drie hun man verloren. Op de grens van Moab had Orpa afscheid genomen van Naomi. Van Ruth staat geschreven: 'maar Ruth kleefde haar aan.' Het woord dat voor aankleven wordt gebruikt is een heel sterk woord. In Genesis 2: 24 komen we dit woord ook tegen: 'Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot één vlees zijn.' 

Van koning Hizkia staat geschreven dat hij de HEERE aankleefde. Door genade was hij verbonden aan de HEERE en Zijn dienst. Zo was het ook met Ruth. Zij kleefde Naomi aan en zij kleefde de HEERE aan. Orpa daarentegen kleefde haar eigen volk en de afgoden van dat volk aan.

Naomi had Orpa en Ruth beproefd. Zij waren met Naomi op reis gegaan. Naomi sprak over terugkeren. Maar Ruth en Orpa zeiden dat zij met Naomi mee zouden gaan. Orpa had de tweede beproeving niet doorstaan. Zij ging terug. Maar Ruth kleefde Naomi aan. 

Ruth doorstaat ook de derde beproeving. Als Naomi wijst op Orpa die is teruggekeerd tot haar volk en tot haar goden en zegt: 'keer gij ook weder, uw zwagerin na', dan zegt Ruth: 'Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk en uw God mijn God.' Een rijke, inhoudsvolle belijdenis.

De Heere had de blinde zielsogen van Ruth geopend. Zij was naar Gods welbehagen getrokken uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde. Ruth was losgemaakt van haar volk en van haar afgoden. Zij zocht het leven bij de God van Naomi. 

Naomi zal veel tot Orpa en Ruth gesproken hebben. Dat spreken van Naomi heeft vrucht afgeworpen in het leven van Ruth. Ruth wil niet meer bij het volk van Moab horen, maar zij wil bij het volk van Naomi horen. Ruth wil niet meer de afgoden van Moab dienen, maar zij wil de God van Israël dienen. Zij mag het uitspreken: 'Uw volk is mijn volk en uw God mijn God.'

Wij kleven van nature de afgoden van deze wereld aan. Wij willen de afgoden niet loslaten. We zijn doelmissers: we leven, denken en spreken niet tot eer van God. We voelen ons thuis bij wereldse mensen en voelen ons ongemakkelijk bij mensen die de Heere echt mogen vrezen. We kijken naar de beelden van de wereld en luisteren naar de klanken van de wereld. Bekeert u daarvan!

Is het tijdelijk anders geweest in uw leven? Ging u meer ernst maken met dood en eeuwigheid? Nam u meer tijd om Gods Woord te lezen en te overdenken? Gingen wereldse tijdschriften de deur uit en ging u boeken lezen gegrond op Gods Woord? Nam u afstand van bepaalde zonden? Brak u met wereldse vrienden? Maar is na verloop van tijd alles weer geworden zoals het vroeger was? Bekeert u daarvan!

Zalig zij die de belijdenis van Ruth mogen kennen met het hart en in verwondering en aanbidding die belijdenis mogen naspreken of nafluisteren. Dan is de brug naar de wereld opgehaald. 

U zoekt het gezelschap van Gods kinderen. U begeert de Heere te dienen en niet de afgoden. Christus, Die in Bethlehem is geboren, heeft de zaligheid verworven voor Zijn Kerk. Dan wacht een heerlijke toekomst: U zult eeuwig en volmaakt God eren.

Ds. A. van Heteren