Afbeelding
Foto:

Roend kroosien


Soms is er maar weinig te beleven op ons dorp. Je merkt dat tijdens de koffie op zaterdagmiddag. De gesprekken worden algemener, oppervlakkiger. Met enige regelmaat wordt de authentieke smaak van het ‘bekkien’ geroemd. ‘Lekker bekkien, mimme’. 

Dat verlicht de moeite die we hebben met de stilte dan enigszins. Maar tussen de onderwerpen ‘nait stelletjen’ en ‘nou, ze spuulden wel lekker, wel?’, loopt ongevraagd en ongewenst toch regelmatig een dominee voorbij. 

Als dorpshistoricus kan ik me beter niet begeven op het gevaarlijke pad van de psychologie, maar ik wil het eigenlijk ook wel weer weten. Waar komt dat nu weg, dat we bang zijn voor stiltes? Zou het zijn omdat we denken dat de anderen denken dat we op hen uitgekeken zijn? Dat we elkaar niet veel meer te zeggen hebben?

Op Urk hebben we een vreemde oplossing gevonden om de passerende dominee te tackelen. We vullen de stiltes met minder smakelijke anekdotes. ‘Al is et kroosien nog zo roend, et eandigt alteed wier mit stroent’, zeggen we dan. Iedereen heeft daarin een eigen rol. 

Eerst is daar de clown van de familie. Die opent de samenspraak met een poepverhaal. ‘Die van mij ad z’n pamper leegoalt in alles er onger ekliederd’, vertelt zij dan met een gemaakte griezel. 

Vervolgens heb je de ‘ik-kan-daar-nog-overheen-figuur’, die vertelt dat ‘die van um al skreeven kon, in toen in sukkeloa-breune letters z’n naam op de muur ad eskrieven’.  

De ‘zo-kan-ie-wel-weer’, grijpt in maar maakt te weinig indruk. De meeste toehoorders gruwen en genieten tegelijk. En natuurlijk komt er dan ook een derde verteller, ‘de-ultieme-smeerlap’, waarvan ik het verhaal niet opschrijf omdat veel lezers nu een plakje brood aan het verorberen zijn. 

De laatste die aan het woord komt is de moralist. Dat is meestal een kordate vrouw, die zegt dat ‘et nou kloar is!’, waarop iemand aansluitend verzucht: ‘Al is et kroosien nog zo roend…..’.

We zijn een luidruchtig volkje. We houden ervan om veel te praten en weinig te zeggen. Lekker luchtig. ‘Ad je dat nog niet oort, dan?’ 

Die Ouwe kon zich daar regelmatig over opwinden. ‘Worren d’r ok nog weezenlijke dingen espruuken?’, vroeg hij dan verbolgen. Maar daar houden we dan weer niet van. 

Als het echt kiezen wordt tussen stoelgang en diepgang… Dan praten we toch maar liever poep.

watwietwillem@outlook.com