Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, tegen de Man Die Mijn Metgezel is …

Zacharia 13 : 7


Had u dat gedacht, dat God een zwaard heeft? Een scherp zwaard, waarmee Hij de goddelozen treft en de vijanden verslaat? Een zwaard dat gericht is tegen de zonde en dat gericht uitoefent? Een zwaard dat niet slechts verwondt, maar zelfs doodt? Toch is dat zo. Dat lezen we hier in de profetieën van Zacharia. Gods zwaard moet in actie komen.

Waarom wordt dit zwaard eigenlijk wakker geroepen alsof het lag te slapen? Omdat het geen werk heeft aan Eén Die zonder zonde is. Maar dit zwaard zal ons zeker treffen omdat het ons in onze zonden aantreft, in vijandschap tegen God. Elke zonde tegen de allerhoogste Majesteit begaan, verdient de doodstraf. Gelooft u dat? Hoe kan ik dan de welverdiende straf ontgaan en tot vrede komen met God? Wat zouden wij daarvoor kunnen ondernemen? Wat kan standhouden tegenover dit zwaard?

Wel, het lijdensevangelie vertelt ons dat God nu Zelf iets heeft ondernomen. Alzo lief heeft God de goddeloze wereld gehad, dat Hij Zijn Metgezel gezonden heeft. Opdat er ontkoming zou kunnen zijn en verlossing. Dit zwaard kwam neer op Christus opdat het niet zou neerdalen op…. Ja op wie? Hier houdt alle vanzelfsprekendheid op. Het wordt een wonder in de beleving: dit zwaard daalt niet neer op allen die Christus hebben nodig gekregen, juist hierin: dat Hij in hun plaats wilde gaan staan. Dat bracht Hem op die plaats waar het gericht werd uitgeoefend. Op Golgotha daalde het wraakzwaard van Gods gerechtigheid op Hem neer. Hij heeft alle slagen opgevangen. En dat wordt nu tot een eeuwige zegen voor allen die leerden inleven en belijden wat ze verdiend hebben. En gingen roepen: genâ o God, genâ…

Hij, Gods Metgezel, Hij was altijd dicht bij de Vader, één met de Vader, in liefde verbonden aan de Vader, gehoorzaam aan de wil van de Vader, Gods beste Vriend, Zijn eigen eeuwige goddelijke Zoon. De Goede Herder, Die geslagen werd opdat Zijn schapen het eeuwige leven zouden ontvangen. Wie kan dit wonder vatten dat God Zijn Metgezel ervoor over heeft gehad om u te kunnen redden?

Nu dit zwaard eenmaal zijn werk heeft gedaan, kan het weer gaan slapen. Het zal nooit meer opgeheven worden tegen degenen die achter Christus’ verdiensten kwamen schuilen. Hebt u dat al gedaan? Wat zult u dan Gods Metgezel, de Goede Herder bewonderen en liefhebben. Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan.


Ds. H. Korving