„Zie, het was alles vluchtig en najagen van wind. Daarin was geen voordeel onder de zon.”

Prediker 2 : 11b


In deze weken bereidt een groot aantal scholieren en studenten zich voor op de afsluitende toetsen en stages. Vooral voor degenen die eindexamen doen is het een spannende tijd. Hun middelbare schooltijd zit er – hopelijk – bijna op. Zullen alle inspanningen een mooi resultaat opleveren? En wat zal de toekomst brengen? Deze laatste vraag klinkt optimistisch en hoopvol maar kan voor sommigen juist een negatieve, sombere klank hebben. Door alle stress kun je je soms afvragen wat de zin van alles is. Gaat het er alleen maar om in het leven om te werken tot je erbij neervalt? Wat geeft je nou werkelijk voldoening?


Als Christen moeten we weten dat we geschapen zijn om God te verheerlijken en in Hem de bron van onze vreugde te vinden. Het leven is méér dan geld verdienen en het verzamelen van schatten op aarde. Toch is het heel gemakkelijk om aan al het aardse goed vast te zitten. Op zich is het hebben van veel bezit niet verkeerd. Het kan echter wel een valstrik zijn voor onze ziel. Stel je zelf even de vraag: Kan ik afstand doen van alles wat ik heb? Of misschien moeten we onszelf even confronteren met de belastingopgave die we zojuist hebben opgestuurd: hoe groot was onze aftrekpost voor giften? Ik ben me er van bewust dat dit niet alles zegt en dat er ook sommigen zijn die geen inkomstenbelasting hoefden in te vullen. Zelf zie ik het toch altijd weer als een zegen dat ik inkomstenbelasting kán betalen, ook al kost het mij de nodige hoofdbrekens. Van onze overvloed mogen we, ja moeten we ook uitdelen. Dat geldt eveneens voor de zegen die we aan het einde van elke eredienst meekrijgen. De zegen die de HEERE ons geeft mogen we niet alleen voor onszelf houden. Het is bedoeling dat we juist uitdeden van wat wij ontvangen hebben en dat we in de wereld uitdragen dat de HEERE goed is!


Drs. H.-J.van der Wal