Afbeelding
Foto:

Capuchoncriminelen


Het kwik passeerde de 20 graden dit weekend. In drieste overmoed hebben we de koffietafel van het Ouwe Mins naar buiten verplaatst. Een bont gezelschap op de kleine voorstraat van haar flat. ‘Wat zitten we ier lekker, wel?', probeert Zus ons te overtuigen van de juistheid van onze keuze. ‘Eaw jie et niet te koud, skoonmoer?', vraagt Jannie bezorgd. ‘Welinnik niet, keend', zegt moeder. In het bescheiden zwart zit ze te midden van haar nageslacht en geniet. We hebben het over het weer. Vroeger was het eind mei altijd dertig graden. ‘Je zitten mit die opwarming van de aarde, hè', sneert Broertje. ‘Wees bleede', voegt Zwager er aan toe, ‘As je zodrekt drie dagen mooi weer eawen, kreeg je dat gemeak over droogte wier'. Het is bijna paradijselijk buiten. Kleinkinderen en achterkleinkinderen doen ‘baanestuit'. Dat kan in de nauwe straten tussen de flatten. We hebben er immers goed het zicht op. Maar dan gaat het toch mis. Met veel decibellen knetteren drie hele grote scooters met daarop hele kleine kinderen door de straat. Het is onmogelijk dat ze wat zien, want ze hebben zich teruggetrokken in de veilige binnenkant van hun capuchon. Onze kinderen kunnen zich ternauwernood terugtrekken op de veilige ‘baanen'. ‘Idiooten’, sist Zusje.

We hebben meteen een nieuw onderwerp. Van wie is dat volk? Wat als ze één van onze kinderen hadden aangereden? ‘Ik ad ze een dood-skop verkocht’, zegt Grote Broer stoer. Het Ouwe Mins weet te vertellen dat ze regelmatig van achter haar gordijntje capuchon-criminelen het ginkien in heeft zien lopen. Pal naast haar flat worden plastic zakjes uitgeruild voor een contant bedrag. ‘Kleane kiengeren nog, or!’ We merken dat moeders als ‘oud mins allien’ zich er lang niet goed bij voelt. En we spreken af dat we die week om beurten gaan posten. ‘We lossen et zelf wel effen op!’

Ik las in de krant dat onze burgemeester de dealertjes gaat aanpakken. Hij heeft het mogelijk gemaakt om hen een dwangsom van vijfduizend euro op te leggen. Als een soort voorwaardelijke straf. Zo coulant hopen wij niet te zijn. Aan alle ouders van capuchon-crimineeltjes: beter houd je ze deze week thuis!

Dan gebeurt het onvermijdelijke. Met veel lawaai komen de brommers vanuit tegengestelde richting de straat weer in. Grote Broer springt op. We zijn stomverbaasd over de snelheid waarmee hij zijn toch wel imposante buik uit de stoel werkt. Eenmaal op de weg dwingt hij één van de scooters tot stoppen. Er zitten drie jochies op. Broer trekt met verontwaardiging de capuchon van het hoofd van de bestuurder. ‘Van wie bin jie…'. Dan valt hij stil. ‘Willem?!', zegt hij benepen. ‘Va?', zegt Willem. Tja.

watwietwillem@outlook.com