Onvergankelijke rijkdom


O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen.

Psalm 31 : 20a

Aardse rijkdom is heel betrekkelijk. De onzekere financiële situatie onderstreept dat. Ook al zou ons spaargeld veilig zijn, al zouden onze bezittingen niet in waarde verminderen, eens komt de tijd dat een mens alles achter moet laten. Dan heeft hij niets meer aan zijn geld en zijn bezit. Denk maar aan de rijke dwaas. Hij dacht heel wijs gehandeld te hebben. Hij had grotere schuren gebouwd om alles te kunnen bergen. Velen zullen gezegd hebben dat hij wijs gehandeld had. Maar hij was dwaas. Hij vreesde de Heere niet. Hij diende God niet. Hij boog voor de Mammon, voor de rijkdom, de welvaart. Toen zijn grotere schuren af waren en hij al zijn bezittingen daarin opgeborgen had, dacht hij nog jarenlang rustig te leven van het goed dat hij had weggelegd. Maar dat ging heel anders. Nog in diezelfde nacht werd zijn ziel van hem geëist. Hij moest al zijn bezittingen aan anderen overlaten en werd door God geoordeeld. Zijn levensdraad werd plotseling afgesneden. Deze rijke dwaas is het voorbeeld van mensen die zichzelf schatten vergaderen, maar niet rijk zijn in God.

Wie de Heere mag vrezen heeft deel aan een rijkdom die nooit vergaat. In Psalm 31 : 20a belijdt David in verwondering: “O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen die U vrezen.“ De Heere zorgt in alle opzichten voor de Zijnen. Op de juiste tijd doet de Heere Zijn schatkamer open om te geven wat nodig is. Het goed dat de Heere heeft weggelegd voor degenen die Hem vrezen houdt zijn waarde, dat kan niemand wegnemen. Het valt niet onder woorden te brengen hoe groot dat goed is, het kan niet omschreven worden. Het is het goede naar ziel en lichaam voor tijd en eeuwigheid. In 1 Petrus 1 : 4 is sprake van een onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is. De Heere zal het de Zijnen aan niets doen ontbreken. De Heere zorgt volmaakt voor hen die Hem vrezen. Dat is verworven door Christus, Die daar Hij rijk was, arm wilde worden om rijkdom te verwerven voor een volk dat in Adam gekozen heeft voor een eeuwige armoede en uit eigen beweging nooit meer zal gaan verlangen naar de ware rijkdom, maar het zal blijven zoeken in de rijkdom van deze wereld. Wat een onbegrijpelijk groot wonder als het echt gaat spreken in het hart: “Want wat baat het een mens zo hij de gehele wereld gewint en lijdt schade zijner ziel?” Alles wat de wereld heeft is vergankelijk en betrekkelijk. Rijkdom, geld, weelde , luxe, naam, eer en roem, het is heel onzeker. De Heere geeft naar Zijn welbehagen deel aan het goed dat Hij heeft weggelegd voor degenen die Hem vrezen. Die de HEERE vrezen hebben geen gebrek van enig goed. De Heere zorgt voor hen in dit leven en na dit leven zal eeuwige rijkdom hun deel zijn. Zoek het niet in aardse rijkdom. Misbruik niet al uw tijd om schatten te vergaderen op deze aarde. Zoek de ware rijkdom bij de Heere, zoek het bij Christus. Smeek de Heere te mogen vrezen. Wie de Heere niet vreest, heeft alles te vrezen. Dan wacht het oordeel. Wie de Heere mag vrezen, heeft ten diepste niets te vrezen. De Heere zorgt voor hen in Zijn liefde en trouw. De Heere onderwijst, beschermt en zaligt hen. Christus heeft voor hen het oordeel gedragen. Zij zullen delen in de onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis die de Heere voor hen heeft weggelegd.

Ds. A. van Heteren