n Drie à vier keer op een dag voedsel voor de kachel halen.
n Drie à vier keer op een dag voedsel voor de kachel halen. Foto:

De kachel


Op het moment dat de wensen voor het nieuwe jaar nog klinken, start voor mij de eerste gang naar het ziekenhuis. Iets eerder in de week ben ik heel dapper met twee lege tassen de kelder ingegaan om hout te halen.

De enige kachel die gevoed moet worden in het kasteel is die van de salon. Voorheen deden we de openhaard in de grote kamer ook aan, maar omdat openhaarden nu verboden zijn in Frankrijk, gebruiken we deze niet meer. Mede omdat bij een eventuele brand het niet meer door de verzekering wordt gedekt. Wel word je automatisch wat slimmer. Eerst stookten we de kachel in de salon op en deden een radiator aan in de eetkamer. Nu de stroom in Frankrijk steeds duurder wordt, kost zo'n radiator best veel. Ik had bij een buurman een vinnetje op de kachel gezien en dat ding blies alle warmte door de kamer. Eens gekeken op internet wat dat kost en dat is best prijzig. Tot het moment dat Gré naar beneden komt met een oude waaier waar de poot krom van is. 'Kan deze bij het oud ijzer?' vraagt ze, en plots begint er een lampje te branden. Ik zeg: 'Doe mij dat ding maar' .Verwonderd staat ze me aan te kijken. Als ik hem aan een lamp naast de kachel knoop en op stand 1 zet, loop ik naar de grote tussendeuren van de salon en zet die open. 'Doe even normaal', zegt ze. Ik kijk haar aan en zeg: 'Wacht maar af'. 

De oplossing

Als ik na een minuut of twintig naar de eetkamer loop, is deze inderdaad een stuk warmer dan daarvoor. Ik roep Gré erbij en zij moet inderdaad toegeven dat het aangenamer is dan voorheen. 'Maar nog niet écht warm', zegt ze. Ik heb de oplossing: van de salon naar de grande salon (grote salon) zitten twee openingen, daar hebben volgens mij vroeger ook deuren ingezeten, maar die zijn er met een verbouwing uitgehaald. Toen wij het gekocht hadden, hingen er twee afzichtelijke lappen voor, dat waren de eerste verliezers van het chateau (vervolgens heeft daarna nog heel veel verloren van Gré haar smaak, maar die lijst is te lang om op te noemen). Ik wist dat er ergens nog deuren stonden, en na wat speurwerk vinden we die inderdaad. Drie stuks van dezelfde maat. Alles sjouwen we naar het kasteel (zo mag je het gerust noemen met deuren van bijna vier meter per stuk) en daar kijken we hoe de staat is. Dat valt niet tegen, ze tegen de twee openingen gezet en ja hoor: ze sluiten het gat precies af. Een beetje provisorisch vastgezet - tafeltje ertegenaan geschoven - en ze blijven nog staan ook, tot op dit moment.

Als we even later in de salon komen is het er heerlijk warm. 'Zo', zeg ik tegen Gré, 'die slag is gewonnen, er komen dus deuren in die gaten'. Waarop Gré zegt: 'Nu? Anders gaat het op de grote lijst en komt er dit jaar niks meer van'. Waarop ik grap: 'Het jaar is nog twee weken, dat gaat nooit lukken'. Deze grap wordt me niet in dank afgenomen, vervolgens draait ze zich naar mij toe en zegt: 'Die deuren zijn niet gelijk', waarop ik zeg: 'Wel'. 'Niet', antwoordt ze, 'kijk maar'. Ik kijk naar waar ze wijst, en inderdaad: van de vier hebben er twee een sierrandje en twee niet. De deuren die het niet hebben zijn ook doffer. Ik begin te lachen en Gré kijkt me aan: 'Hoe slim kan een mens zijn?', vraag ik haar. 'Hoe bedoel je?', zegt ze. Ik wijs haar naar twee smalle openingen wat nu kasten zijn, en loop met haar naar de andere kant. Ik zeg: 'Kijk, hier hebben ze voor gezeten'. Je kan namelijk zien dat aan de ene kant van de muur een veel bredere opening zat dan aan de andere kant. De kant van de deur die voor de muur kwam kreeg geen sierrandje want dat zag je toch nooit meer. 

De kelder

Terug naar mijn aanhef: de kachel in de eetkamer moet bij tijd en wijle gevoed worden. En ik kan hem gerust vergelijken met de twee jongens van onze Jo: tijd is tijd, liever vijf minuten eerder dan twee later. Dan zetten ze het op een schreeuwen, om horendol van te worden, en ze wisselen elkaar af. De kachel schreeuwt niet, maar stopt gewoon, en dan zit je in no time in de kou, dus zoals eerder gezegd: ik met twee tassen naar de kelder. Deze is net als de woning dertig meter lang, je gaat via een stenen trap naar beneden met in het midden van de trap een plateau naar de achterdeur. Vroeger kwamen door die deur de kalveren naar de kelder, waar ze werden vetgemest en geslacht. Er zitten in zeven verschillende ruimtes nog steeds voertroggen, waaraan je kunt zien dat deze voor vee bestemd waren. En er ligt een getegelde vloer in de slachterij. Omdat er al hout lag in de achterste ruimtes toen wij hier kwamen, hebben wij er de vorige keer ook weer hout neergegooid.

Nu komt het moment waaraan je kunt zien dat wij niet met houtkachels zijn opgegroeid. Op aanraden van onze schoorsteenveger (een Nederlander): gooi geen stookhout in je huis. Je haalt alle beestjes die gek op hout zijn binnen en alle vocht die in het hout zit trekt in je huis. Een waarheid als een koe, maar ik moet wel dat hout weg zien te krijgen, dus, nogmaals: daar ga ik met mijn twee tassen, om niet teveel loopjes te doen doe ik ze lekker vol. Eerst wat klein hout en daarna grote blokken eiken. Als ik terugloop, merk ik dat ze best aan het gewicht zijn. Maar kom op: hup de trap op. Echter voor ik de vijfde trede heb voel ik dat ik mijn gewicht verlies en achterover dreig te gaan. Ik probeer me nog, zo goed en kwaad het gaat, om te draaien en de zakken los te laten, maar niets lukt en ik stort ruggelings in een zijkamertje van de trap, op een paar gasbussen. Na een week met pijn en allerlei middeltjes toch maar naar de dokter, waar ik met een verwijsbrief naar het ziekenhuis word gestuurd.

Operatiehemdje

Ondanks de pijn is dit een belevenis op zich. Ik moet me melden bij de spoedeisende hulp. In de wachtkamer zit een man of vijf. Na veertig minuten zitten die er nog en staan de dokter en de zusters vrolijk te kleppen op de gang. Na anderhalf uur wordt er iemand geroepen. Wat blijkt: net als bij het gewone werkvolk houden ze hier ook lunchpauze tussen twaalf en twee. Al crepeer je. Ik word na twee uur en vijftien minuten geroepen, en een kamertje in gebonjourd met het verzoek me uit te kleden. Ik mag mijn onderbroek aanhouden. Even later komt het zustertje met een operatiehemdje aanlopen en kijkt me verontschuldigend aan: 'tu es un trop grande', oftewel: u bent iets te groot, en houdt me het hemdje voor. Ik steek er mijn beide armen in, zij probeert het dicht te doen. Dit lukt alleen met het koordje om mijn nek, de rest blijft los. Ik krijg nog een paar papieren slofjes aan en ze verzoekt me om mee te lopen. Ik loop de hal in waar ook alle mensen inlopen voor het bezoekuur die dag. Ik zie vanuit mijn ooghoeken dat ze me nakijken. Er staat een bed met een kreunende vrouw, waar ik langs moet naar het eind van de gang, waar de röntgenkamer zit.

Na het maken van de foto’s word ik op een stoeltje in een grote hal neergezet, waarna degene die de foto’s heeft gemaakt eerst even aanlegt met een drietal collega’s en ik na tien minuten begin te geloven dat ze me vergeten is. Ondertussen is er een vrouwtje naast me gaan zitten. Ze kijkt me aan en zegt meewarig: 'Vous n'aurez pas froid' (heeft u het niet koud). Ik schud nee. 'Vos lèvres deviennent bleues' (uw lippen worden blauw). Op dat moment komt de fotomaakster aanlopen en zegt 'kom mee' en loopt met grote passen weg. Zo meegaand als de eerste was, zo hard is deze. Ze is al ruim voor me bij het hokje waar ik me moest omkleden, en begint in rap Frans te ratelen. Op mijn vraag of ze het in het Engels wil doen heft ze haar ogen naar boven en begint in gebrekkig Engels: ‘Yes broken ribs, not your lung’ (ik heb wel gebroken ribben, er is niets met mijn long). Ze draait zich om en loopt weg. Daar zit ik als een attractie in een etalage waar ieder die wil naar binnen kan kijken. Gelukkig, even later komt het eerste zustertje met een bekertje en zegt in vloeiend Engels: 'Hier een tabletje voor de pijn, we hebben een recept voor u klaarliggen, dit kunt u gelijk ophalen'. Later blijkt dat ik er nog een longontsteking bij had, dus ondanks alle beste wensen, was dit een slecht begin.

n Continu de kachel blijven voeden.
n Drie à vier keer op een dag voedsel voor de kachel halen.