Afbeelding
Foto:

Geen farizeeër


Mijn grootouders waren gastvrije mensen en daar werd gebruik van gemaakt want er kwam van alles over de vloer. Rijk of arm, mensen die verstandelijk minder bedeeld waren, ze waren welkom. Zo kwam er, toen ze nog in Amsterdam woonden, regelmatig een man die verstandelijk beperkt was. Jan heette hij. Jan mocht graag aan het woord zijn en was goed thuis in de Bijbel. Toen iemand hem er eens op wees dat zijn steelpan wel eens afgewassen mocht worden, omdat er door de vele malen overgekookte melk een dikke bruine laag aangekoekt zat, antwoordde Jan: ‘Ik ben geen farizeeër, die hebben de buitenkant schoon maar van binnen zijn ze vuil. Mijn pan is van binnen schoon en de buitenkant doet er niet toe’. En vele malen herhaalde hij, al knikkend, met een Noord-Hollands zangerig dialect: ‘Net wat ik zeg hoooor, as je van binnen maar skoon bent!’.

Jan zat weer eens op z’n praatstoel toen er een grote auto met vleugels en veel achterlichten voor oma’s huis stopte. De familie F. Ze hadden een grote winkel in lederwaren en het was goed te zien dat ze niet onbedeeld waren. Meneer praatte deftig, kwam keurig in pak, hoed op, en zijn wandelstok diende alleen maar voor wat uitstraling. Bij twee stapjes prikte de stok met een tik op de straat, bij de derde stap ging de wandelstok met een zwaai de lucht in, om weer met een parmantig tikje op de staat te belanden. 

Jan baalde, hij hing er maar een beetje bij. Meneer F. negeerde hem en dat zette kwaad bloed. Jan begon te treiteren. Tussen zijn tanden siste hij fluisterend: 'Wie ver van U de weelde zoekt, vergaat eerlang en wordt vervloekt'. Geen contact. Jan herhaalde hetzelfde iets luider. Meneer F. keek verschrikt op. Iedereen hield de adem in, terwijl sommigen het wel uit konden gieren van de lach. Het bleef even stil. Jan stond op en vertrok zonder ook nog maar een woord te zeggen. Meneer F. zuchtte van verlichting en zei: ‘Als dat ‘reare mannetje’ er weer zit als wij komen, meaken wij rechtsomkeert’.

Jan zocht een kerk met goed zittende banken. Hij had dikwijls commentaar op de prediking, maar het lekkere zitten won. Tot ergernis van anderen genoot hij tijdens de dienst van een rol Mariabiscuit, die hij iets te luidruchtig opat.

Jan kwam later ook naar Urk. Sommigen zullen hem nog kennen. Jan reisde via Enkhuizen, voer met de Urker boot naar Urk, en bleef een paar dagen. Hij deed vaak een rondje over de haven en ging op de Hofstee zijn boodschappen doen. Op een middag kwam hij opgetogen thuis. Hij had goeie inkopen gedaan. Uit een plastic tasje waarvan de handvatten dreigden te scheuren haalde hij enkele flessen wijn. Voorraadje voor thuis dachten wij. Oma was al blij dat hij de flessen in de keuken liet staan toen hij ’s avonds naar bed ging. Ze vergiste zich. De hele nacht slofte hij van boven naar beneden om een paar slokken wijn te nemen en kwam dan weer met een hoop kabaal naar boven, deed de knerpende slaapkamerdeur helemaal dicht, om die even later weer luidruchtig open te doen en nog eens een bezoekje aan de keuken te brengen. 

De volgende morgen sliep hij heerlijk uit. De rest, die vermoeid van slaaptekort toch weer vroeg uit de veren moest, kon tijdens het ontbijt genieten van een stilleven van lege wijnflessen op het aanrecht.