Blijft het geloof er wel?


Lukas 18 : 1-9

In de grond van de zaak is de vraag van Jezus of Hij bij Zijn wederkomst op aarde het geloof nog wel zal aantreffen, een aangrijpende vraag. Aangrijpend, omdat we inderdaad te maken hebben met terugval van ‘hét geloof'.

Allereerst, wat bedoelt Jezus met ‘het geloof'? Laat het duidelijk zijn, het gaat om het chrístelijke geloof. Het gaat om wat beleden wordt in de apostolische geloofsbelijdenis. Meer specifiek gaat het in Lukas 18 : 8 ook om het geloof in Christus Die op de jongste dag zal terugkomen en het geloof dat Hij dan ‘recht zal doen aan Zijn uitverkorenen'.
Dat is actueel, want het is waar wat Petrus later schrijft: 'Dit moet u allereerst weten dat er in het laatste der dagen spotters zullen komen die zeggen: Waar is de belofte van Zijn komst?' (2 Petr. 3 : 3, 4).

En omdat afval dus een reële mogelijkheid is, spoort Jezus in dit gedeelte de mensen toen, maar ook zeker ons, aan om te volharden. Nader bepaald: om altijd te bidden en de moed niet te verliezen. Als alles zo tegenvalt: als Jezus' komst maar uitblijft, als er niets verandert, het kwaad steeds grotere vormen aanneemt en de vragen over de Godsregering steeds groter worden, moet de moed niet verloren worden.

Met het oog daarop vertelt Jezus de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter. Als Jezus deze gelijkenis verteld heeft, vraagt Hij nadrukkelijk aandacht voor de woorden van de onrechtvaardige rechter (‘hoor wat de onrechtvaardige rechter zegt'). En dat omdat uit die woorden blijkt dat er tussen die rechter en Hem een dubbele tegenstelling zit. Een tegenstelling waaruit blijkt dat de gelovigen des te zekerder kunnen zijn dat God hen om Christus' wil helpen zal als ze tot Hem bidden. Tegenover de ónrechtvaardige rechter die tóch recht verschaft, staat immers de rechtváárdige God. En tegenover de arme weduwe, die voor de rechter een volstrekt vreemde is, staan de gelovigen, die voor God geen vreemden zijn, maar hier ‘Zijn uitverkorenen' worden genoemd. Als aan een onbekende weduwe, door haar aanhoudend vragen, recht wordt verschaft door nota bene een onrechtvaardige rechter, hoeveel te meer zullen dan de uitverkorenen, de bij God bekenden, recht ontvangen als ze aanhoudend bidden tot de rechtvaardige Rechter.

Wat een troost gaat er van dit woord uit, vooral ook in onze tijd. Het wordt er allemaal niet beter op. Er is sprake van veel onrecht en oneerlijkheid. Velen bezwijken voor de macht van het geld. Er is veel kortetermijndenken. Onze jongeren werden bedreigd. Er is sprake van gevaarlijk groepsdenken. Sociale media kunnen daarin zeer versterkend werken. Christelijke geloofsstandpunten worden weggehoond, ook door de politiek. Geloofsvervolging neemt wereldwijd toe. Zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?

Zolang we ons laten imponeren door de gang van de dingen in deze wereld en de geest van deze tijd, is dat een angstige vraag. Maar het wordt anders als we Jezus' woorden ter harte nemen en aanhoudend in het gebed vluchten tot de rechtvaardige Rechter en de moed niet verliezen.

Bent u, ben jij een biddend mens? Bidden is wel de ademtocht van de ziel genoemd. Een levende ziel bidt, zoals een levend mens ademt. Meer dan ooit is het nodig om aanhoudend te bidden. En als dat gedaan wordt, dan hoeft de op zichzelf aangrijpende vraag van Jezus niet bang te maken. Zal het geloof er nog zijn als Christus terugkomt? Jazeker zal dat geloof er zijn! Als er maar sprake van een oprecht en aanhoudend gebedsleven is en blijft. Dat wil zeggen: als er maar gelovige afhankelijkheid van Hem blijft.

Ds. H.K. Sok.