Bekeert u tot Mij

Joël 2 : 12b


Een paar keer per jaar loeien op maandagmorgen om klokslag twaalf uur de sirenes door heel Nederland. Zo’n sirene dient als een waarschuwingssignaal bij dreigende rampen.

Zo’n alarmsignaal klinkt er bij Joël. Er moet op de bazuin worden geblazen als laatste waarschuwing, die komt tot het volk van Israël. Daar is reden toe, want het volk leeft in de zonden.

Er staat nog één uitweg open en dat is de weg van berouw en bekering. De inwoners van Jeruzalem moeten wakker geschud worden. De Rechter van hemel en aarde staat voor de deur. Er is geen tijd te verliezen. Alarmfase één is aangebroken.

Nu worden de inwoners van Sion opgeroepen om te beven vanwege het bazuingeschal. Als de Heere opstaat tot de strijd en komt om te oordelen is het niet genoeg lid te zijn van het verbondsvolk. Ons gedoopte voorhoofd biedt geen bescherming in de dag des Heeren. Het komt erop aan, dat Christus Zijn eigendomsstempel heeft gedrukt in ons hart.

Vanuit Gods huis moeten waarschuwingssignalen klinken. Juist in Sion mag de zonde niet onder de tafel worden geveegd, omdat onder het verbondsvolk niet gezondigd mag worden. Het rinkelen van de alarmbel wil ons wakker schudden uit onze doodsslaap, opdat we de toekomende toorn zouden ontvlieden.

Niemand kan vanuit zichzelf deze grote en doorluchtige dag des Heeren met een gerust hart tegemoet zien.

Hoe moet het nu verder?

Wat kan het volk nu nog verwachten nu ze door eigen schuld Gods toorn over zich heeft afgeroepen?

Bij onszelf is er geen uitweg te vinden. Er is alleen maar een terugweg naar de Heere Zelf.

Het is de weg van bekering: 'bekeer u tot Mij'.

Sommige verklaarders vertalen die beginwoorden van vers 12 met de woorden 'zelfs nu nog'.

Zelfs nu het volk alles verknoeid en verzondigd heeft, houdt de Heere de weg naar het behoud nog open.

Daarom is de oordeelsprediking zo nodig. God brengt de mens in het nauw, opdat alle eigen steunsels en verwachtingen wegvallen.

In die woorden ligt Gods genade opgesloten.

Maar in die woorden klinkt ook ernst. Het kan nu nog! Een totale ommekeer is nodig. Een ommekeer, die moet leiden tot een verbondenheid aan de Heere.

Er staat bij: tot Mij!

Tot de Heere moet het volk zich bekeren. Ze moeten naar Hem gaan.

Dat Woord komt ook tot ons. Ook voor ons is terugkeer tot de Heere nodig. Voor de eerste keer, maar ook telkens weer. Een terugkeer tot de Heere.

Terwijl de alarmbel klinkt en de grote gerichtsdag nabij is, roept de Heere ons op om de knieën te buigen en onze schuld voor Hem te belijden.

Hoe moet het nu verder? Misschien worstelt u hiermee. Uw leven zit boordevol schuld. Er liggen zoveel zonden op uw levenspad. Je verstaat, dat je daarmee Gods toorn over je hebt afgeroepen. Het geeft vrees van binnen. Eens zal u moeten sterven en dan …?

De Heere wijst de weg: 'bekeer u tot Mij en dat met vasten, geween en rouwklacht'. Hij wijst de weg. Zelfs nu nog! Het is de weg van hartelijke bekering.

Zo is er ontkoming aan het welverdiende oordeel van God.

Er klinkt een laatste alarmbel: de dag van Gods grote gericht is nabij en wie kan deze dag verdragen?

Dat kan alleen als u bij die andere berg, Golgotha, bent geweest. Daar zal ontkoming zijn, want daar heeft het Lam Gods aan het vloekhout gehangen. Alleen in Christus is er vrijspraak in het gericht.

Bekeert u tot Mij.


Dat is ook: komen tot Christus Jezus. Vluchten tot Christus met al uw zonden en uw schuld. Want alleen wie in Hem is, die heeft het eeuwige leven.


Ds. A.C. Uitslag