Nooit meer Auschwitz

Twee kleindochters steunen met hun hoofd op mijn schouders. Krijn jr. staat er naast. Door zijn lengte kan hij beter dan wij zien wat er op het podium plaatsvindt. We staan in het Wertheimpark en nemen deel aan de Nationale Auschwitzherdenking. Ik voel me bevoorrecht dat er dit jaar drie kleinkinderen van ons bij zijn. Ik vrees wel dat ze nog niet echt beseffen hoe belangrijk de bijeenkomst is die ze nu meemaken. Een van de sprekers is een overlevende van een aantal concentratiekampen. Hoeveel keer zullen er nog overlevenden bij zijn? Hun aantal wordt kleiner en kleiner. De bevrijding van het concentratiekamp Auschwitz, die we nu herdenken, is al 78 jaar geleden. Misschien zullen ze later het belang van de herdenking beseffen. Ik ben dubbelblij dat ze vandaag mee willen. Deze week schrokken we van de uitkomst van een onderzoek onder jongeren over hun kennis van de Holocaust. Een kwart van hen blijkt onwetend over wat het Joodse volk in de oorlog is aangedaan. Sommigen denken dat de Holocaust een mythe is, anderen denken dat de aantallen zwaar overdreven zijn. Maar zelf merk je ook dat kennis doorgeven nog niet zo eenvoudig is. De ervaringen, de gevoelens, de lessen die je zelf in zeventig jaar bij elkaar gesprokkeld hebt, kun je niet zomaar even doorgeven. Het moet gedoseerd gebeuren, het liefst in verhalen.

En er moeten verbanden naar het heden worden gelegd.


In een stille tocht zijn we van het gemeentehuis naar het Wertheimpark gelopen. Daar bij het spiegelmonument vindt de herdenking plaats. Vooraan zitten de overlevenden en hun familie en andere ouderen. Achter hen staat de de rest van de deelnemers. Het is druk, het park is helemaal volgelopen. De burgemeester houdt een sterke toespraak. Na haar spreekt kampoverlevende Joop van der Starre. Hij tast naar woorden. Nooit krijg je het voor elkaar dit enorme leed in woorden uit te drukken. En hoe moet je verder leven? Zijn moeder had hem ingeprent nooit meer iemand te vertrouwen, ‘overal loert het gevaar’. Straks zal hij de eerste krans leggen, na hem de minister-president Mark Rutte.

Geen Joodse herdenking zonder gebeden. Dat wonderlijke Kadisch. Een lofprijzing stijgt op, dwars tegen de dood in.


Na de toespraken en de gebeden is de kranslegging en het defilé. We lopen mee langs het monument dat nu veranderd is in een bloemenzee. We nemen de onvermijdelijke foto's. Ik zie de krans liggen voor de bewoners van ‘Het Apeldoornsche Bosch', de inrichting die op 21 en 22 januari 1941 op gruwelijke wijze werd ontruimd. Een van de vele verschrikkingen. Als we door de poort het park weer willen verlaten, prikt een van de beveiligers zijn vinger in mijn richting en zegt: ‘Urk'. Ik bevestig dat ik daar vandaan kom en vraag: ‘en waar komt u vandaan? ‘Ook uit Urk' is het antwoord. Er is geen tijd voor een praatje. Hij moet zijn werk doen en ik kan in de drukte niet stil blijven staan. Ik roep nog ‘Urk hoort hier bij te zijn’. Hij beaamt het.