Gebed voor de koning


1 Timotheüs 2 : 1-4

Paulus roept op om te bidden. Je kunt op grond van het genoemde Bijbelgedeelte dit bidden veelkleurig, veelomvattend en veelbetekenend noemen. Veelkleurig, omdat verschillende vormen van bidden genoemd worden in vers 1: ‘smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen’. Veelomvattend, omdat de groep waarvoor opgeroepen wordt om te bidden groot is: ‘voor alle mensen, voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn’ (vs. 1 en 2). De oproep om te bidden is ook veelbetekenend. Veelbetekenend, omdat God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen (vs. 4). Ik ga in dit verband even door op de oproep om te bidden voor ‘koningen en allen die hooggeplaatst zijn’.


In vers 2 lezen we dus: 'Bid voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid.'

Als er zo gebeden wordt voor de koning; voor de overheid, zoals Paulus het hier aangeeft, dan is met dat ‘rustige en stille leven’ niet in de eerste plaats een eerzaam burgerlijk leven bedoeld, een gezapige rust, zodat we fijn in ons tuintje kunnen werken en op vakantie kunnen gaan etc., maar dan wordt bedoeld dat de kerk de ruimte heeft om haar werk als kerk te kunnen uitoefenen door het Evangelie te mogen en kunnen verkondigen en te verbreiden.

En dan moeten we het goed zien: Paulus bedoelt niet dat de overheid zich regelrecht dient in te laten met het leven van de kerk door bijvoorbeeld bepaalde maatregelen te treffen die het hart van de kerk raken. De overheid moet niet op de plaats van de Heilige Geest en op de plaats van de ambten gaan staan in de kerk. Nee, de overheid dient ervoor te zorgen dat de kerk zo kan bestaan dat ze haar roeping in de wereld kan vervullen. Dat is het 'rustige en stille leven'. Het gaat om rechtszekerheid, om het onbelemmerd bestaan, om orde en vrede waardoor de kerk kerk kan zijn (W.H. Velema).

Een overheid die de kerk de mond snoert en haar samenkomsten verbiedt, loopt de kerk voor de voeten in het vervullen van haar taak. Daarom is het zo van belang voor het functioneren van de kerk dat er een overheid is die de kerk beschermt, die haar haar vrijheid van werken en spreken laat. De voorbede van de gemeente voor de overheid vindt dan ten diepste ook hierin haar motivatie. Het gaat om de voortgang van het werk van God in deze wereld. Om de wil van God die uitgaat tot alle mensen. God wil immers dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen. En daar moet de overheid dienstbaar aan zijn. Daarom is het zo belangrijk en zijn wij in ons land nog gezegend met een rechtsorde die het de kerk mogelijk maakt haar roeping te vervullen, al wordt het in onze tijd op dit terrein soms wel spannender. Dat hebben we gemerkt in de coronatijd.

In dit verband begrijpen we ook dat het zo belangrijk is dat we bidden voor de bekering van de koning; van de overheid. Bekering, nee niet tot een god, tot een religie (we zingen niet relativerend mee: ‘tot welke god u ook bidt’) maar bekering tot de enig ware God, de Vader van onze Heere Jezus Christus. Dat ze tot kennis komen van Hem die gezegd heeft: 'Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.' Immers, een overheid, een koning die dat gelooft, zal de gemeente van Christus, om zo te zeggen, faciliteren.

Ds. H.K. Sok