Een onverwachte Pinksterbelofte


“Dan zullen de heidenen de Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid” 

Psalm 102 : 16

We zouden in deze Psalm niet direct verwachten dat er een tekst zou staan waarin een heenwijzing is naar het rijk van de ten Hemel gevaren Koning Christus en de vervulling van Zijn rijk na Pinksteren! Toch staat de meditatietekst in Psalm 102 en spreekt hier echt van. In het opschrift staat: “onder de verlossing van de gevangenis van Babel en herbouwing van de tempel en de stad wordt mede verstaan de verlossing door Christus en beroeping der heidenen tot Zijn gemeenschap!

De dichter van Psalm 102 kennen we niet. Maar, 't is wel duidelijk waar hij onder gebukt gaat.

Psalm 102 werd gedicht in de ballingschap, een dieptepunt in Israëls geschiedenis. "Gebed van een ellendige", staat boven dit lied. Ellendig, dat betekent eigenlijk: buiten je land zijn. Ver van huis. Maar dan wel zo dat je daaraan lijdt. Sommigen hebben het in Babel goed gehad, andere voelden zich er niet thuis ook al ging het ze voor de wind. Ze hielden open vensters naar Jeruzalem.

Israël was in Babel door eigen schuld. Deze dichter heeft dat letterlijk meegemaakt. Ver van huis was hij in ballingschap. Raakte daarmee ook geestelijk ver van huis. We proberen het ons soms in het natuurlijke voor te stellen. Te moeten leven tussen mensen die je niet kent; die jij niet begrijpt en die jou niet begrijpen. Ondertussen mis je je eigen huis, je spullen en bekende mensen. Ik moet er weleens aan denken als we rond de haven lopen langs de “Oekraïne-boot”. Maar dit zijn zeker zaken die een geestelijke pelgrim herkent. Zouden ze zo niet bijeen zijn geweest op de Pinksterdag in Handelingen 2?

En als dan ook de diepste vragen zich nog opdringen: o God... weet U wel van mijn nood...? O God, ik kan U niet begrijpen en de weg die U met mij gaat, is zo raadselachtig. De duivel valt aan: als er dan verlossing en genade is, dan niet voor jou. Kom, lezer of lezeres, jong of ouder herkennen we dit? Leerden we het al met de dichter van Psalm 102 die zich niet thuis voelde in Babel. Lees dan eens mee in vers 18: “ Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed”. Voor zulke bidders valt het mee!

De Psalmist ontvangt geloof: Hij zal het doen. Gij zult opstaan, Gij zult u ontfermen. Niet alleen vanuit de ballingschap maar zoals het opschrift van de statenvertalers luidt: “ hier wordt mede verstaan de verlossing door Christus en de beroeping der heidenen tot Zijn gemeenschap”

In het vreze van de Naam des HEEREN zullen dus ook de heidenen delen. De diepe vervulling van deze woorden ligt dus in de verlossing van de Kerk des Heeren door Christus en de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem. Hiervan was de herbouw van tempel en stad een beeld en een heenwijzing.

In deze eeuwige verlossing zullen ook heidenen delen en de koningen der aarde zullen de heerlijkheid des HEEREN aanschouwen. Wat is dat treffend vervuld in de uitstorting van de Heilige Geest!

Zij zúllen, staat hier. Daar staat God Zelf achter. Hijzelf garandeert de vervulling van deze belofte. Door de hand van Christus zal immers het welbehagen Gods gelukkiglijk voortgaan.

Lezer(es), wat erg als we nog nooit “heiden” zijn geworden…. dan zullen heidenen ons voorgaan. Wat zijn we echter gelukkig als het van ons mag gelden zoals verwoordt in vers 29: “ De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.”

Ds. A.J. de Waard